ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ4361
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Raadkamer
- S.C.H. Koning
- C.G.M. van Rijnberk
- S.K. Welbedacht
- Rechtspraak.nl
Vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang wegens niet-betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 november 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De veroordeelde was eerder bij arrest van 22 april 2005 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40.000,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tot op heden had de veroordeelde echter geen enkele betaling verricht en was er geen woon- of verblijfplaats bekend, waardoor verhaal op zijn vermogen niet mogelijk was. De officier van justitie heeft op 17 mei 2006 een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang ingediend, welke door de advocaat-generaal aan het hof is doorgeleid.
De behandeling van de vordering vond plaats op 25 oktober 2006 in raadkamer, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en dat verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is. De advocaat-generaal had een vordering tot 800 dagen lijfsdwang ingediend, maar het hof oordeelde dat deze duur niet gerechtvaardigd was. In plaats daarvan heeft het hof de duur van de lijfsdwang vastgesteld op 365 dagen, gebaseerd op een maatstaf van € 50,00 per dag, die niet meer in gebruik is.
Het hof concludeert dat een gijzeling van 365 dagen een voldoende prikkel zal zijn voor de veroordeelde om alsnog te betalen. De vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang is toegewezen, terwijl het meer gevorderde is afgewezen. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.