Rolnummer: 22-005923-05
Parketnummer: 09-757190-05
Datum uitspraak: 5 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 26 september 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1963,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 3 maart 2006, 8 september 2006, 15 september 2006 en 21 november 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en van welke nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof gaat ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde uit van de volgende feiten.
De verdachte is op 29 januari 2005 op verzoek van medeverdachte [medev[medeverdachte 1]hte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) - voor wie hij vaker bepaalde klusjes uitvoerde - mee gegaan naar de [A-]straat te Den Haag om met iemand te gaan praten; op weg daar naartoe vraagt hij wat er zal gaan gebeuren, maar krijgt geen antwoord. Ook had hij geen weet van de spanningen tussen [medeverdachte 1] en het latere slachtoffer [slachtoffer] en is daar ook niet eerder op de dag op enigerlei wijze bij betrokken geweest. Onderweg in het busje heeft de verdachte weliswaar gezien dat er een pistool naar voren is doorgegeven, maar op de vraag naar de reden van de aanwezigheid daarvan krijgt hij geen antwoord.
Naar het oordeel van het hof is verder niet komen vast te staan dat de verdachte zelf binnen in café [X] is
geweest, zodat zijn verklaring, dat hij buiten het café is blijven staan toen [slachtoffer] het café in was gevlucht,
niet onaannemelijk is.
Om van medeplegen te kunnen spreken, moet er volgens vaste rechtspraak sprake zijn van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering. Naar het oordeel van het hof is hiervan gezien de hierboven weergegeven door het hof vastgestelde feitelijke situatie in het geval van de verdachte onvoldoende gebleken. Het hof overweegt daarbij nog dat het zich enkel niet distantiëren een omstandigheid is die niet zelfstandig een medeplegen kan constitueren.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende
tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met een overmacht van in totaal 9 personen schuldig gemaakt aan openlijk geweld ten opzichte van [slachtoffer], waarbij zij het slachtoffer onder meer hebben omsingeld, hem verschillende wapens hebben getoond en met messen naar hem hebben gezwaaid. Hierdoor is voor het slachtoffer een zeer bedreigende situatie ontstaan. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het zien van de messen en het vuurwapen - die op straat zijn getrokken - in de groep rond het slachtoffer is blijven staan en zich op dat moment niet heeft gedistantieerd van deze grove inbreuk op de openbare orde.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met het feit dat verdachte ten opzichte van zijn mededaders een geringere rol heeft gespeeld bij het openlijke geweld. Zo heeft hij niet zelf met wapens gedreigd of geweld gebruikt en is hij er pas in een laat stadium bij betrokken geraakt.
Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 november 2006 niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde
duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan
en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 (TWEEHONDERDENZEVENTIG) DAGEN.
Bepaalt, dat een op 200 (TWEEHONDERD) DAGEN bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. C.P.E.M. Fonteijn-
Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 december 2006.