ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3854

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200544305
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de bereiding en het vervoer van amfetamine

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren voor het bereiden, bewerken en vervoeren van amfetamine, kennelijk voor handelsdoeleinden. Het hof heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het produceren en vervoeren van ongeveer 158 kilogram amfetamine. Het hof heeft de tenlastelegging primair uitgelegd als het bereiden, bewerken en vervoeren van amfetamine en heeft dit wettig en overtuigend bewezen geacht.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het eerdere vonnis en een hogere straf geëist. Het hof heeft echter besloten om de gevangenisstraf te verlagen naar vier jaren, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook gekeken naar eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte is vrijgesproken van een tweede tenlastelegging, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de handel in harddrugs en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005443-05
Parketnummer: 0-000277-04
Datum uitspraak: 14 november 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 8 september 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Roermond
te Roermond.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
9 mei 2006, 14 juli 2006, 19 september 2006 en 1 november 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en van welke nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte tezake van het aan hem onder 2 tenlastegelegde.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep terzake van het onder 2 tenlastegelegde
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard terzake van het onder 2 tenlastegelegde. Ter toelichting hiervan heeft de advocaat-generaal betoogd dat het openbaar ministerie door de rechtbank niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van de verdachte, alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld en dit hoger beroep niet heeft beperkt en overigens dat de verdachte geen in rechte te respecteren belang heeft bij het hoger beroep.
Het hoger beroep kan in casu op grond van het bepaalde in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering niet worden beperkt. Het onder 2 tenlastegelegde is mitsdien aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
7. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
8. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
9. Nadere overweging met betrekking tot het onder 1 primair bewezenverklaarde
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde, nu de tenlastegelegde handelingen een vergelijkbare strekking zo niet dezelfde strekking hebben en ook feitelijk samenhangen qua eenheid van tijd, plaats en wezenlijke samenhang.
Naar 's hof oordeel behoeft dit verweer geen bespreking, nu het hof de bewezenverklaring verstaat als hieronder weergegeven.
Het hof legt, evenals de rechtbank, de tenlastelegging zó uit dat is bedoeld primair het bereiden/bewerken/
verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren, subsidiair het aanwezig hebben en meer subsidiair het vervaardigen van (ongeveer) 158 kilogram, althans één of meer (handels)hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende amfetamine ten laste te leggen. Het hof acht het primair tenlastegelegde, te weten, het bereiden, bewerken en vervoeren van één of meer handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, wettig en overtuigend bewezen.
10. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
11. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
12. Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte zich schuldig gemaakt aan de bereiding en bewerking en het vervoer van een materiaal bevattende amfetamine, kennelijk voor handelsdoeleinden. De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het productieproces van amfetamine.
Verdachtes handelen heeft zo bijgedragen aan de handel in en het gebruik van amfetamine. Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Daarnaast veroorzaakt het gebruik van dergelijke middelen, door vaak daarmee gepaard gaand crimineel gedrag, onrust en schade in de samenleving.
Het hof heef acht geslagen op een voorlichtingsrapport d.d. 24 april 2006, opgemaakt door G.M. Sugirtharajah, reclasseringswerker en een adviesrapport d.d. 3 juli 2006, opgemaakt door P.C.J. Peulen, reclasseringswerker.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 15 augustus 2006, meermalen is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten, waaronder overtreding van artikel 3 van de Opiumwet, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. A.J.M. Kaptein, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 november 2006.