ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3614

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200459105
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de Drank- en Horecawet door een vennootschap met betrekking tot de verkoop van alcohol aan minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, een besloten vennootschap gevestigd in Rotterdam, werd beschuldigd van het herhaaldelijk schenken van sterke drank aan personen waarvan niet was vastgesteld dat zij de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt. Dit gebeurde in een uitgaansgelegenheid die voornamelijk door jeugdigen werd bezocht, waar de toegangsleeftijd 16 jaar was. De verbalisanten hebben geen personeelslid gezien dat om legitimatie vroeg, wat het hof deed concluderen dat de verdachte opzettelijk de wet overtrad. De advocaat-generaal had een geldboete van EUR 1.250,-- geëist, waarvan EUR 625,-- voorwaardelijk, maar het hof oordeelde dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van de overtredingen. Het hof legde uiteindelijk een geldboete op van acht keer EUR 400,--, met een voorwaardelijk gedeelte van EUR 200,-- per boete, onder de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende twee jaar niet aan een strafbaar feit zou schuldig maken. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004591-05
Parketnummer(s): 10-156768-04
Datum uitspraak: 15 november 2006
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 28 juli 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
besloten vennootschap
[verdachte].,
gevestigd te [postcode] Rotterdam, [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 november 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 1.250,--, waarvan EUR 625,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep is d.d. 26 april 2006 ingetrokken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding door een rechtspersoon van een voorschrift, gesteld bij artikel 20 van de Drank- en Horecawet, achtmaal gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het tenlastegelegde tot een geldboete van EUR 1.250,--, waarvan, in tegenstelling tot zijn schriftelijke vordering, EUR 625,-- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de uitgaansgelegenheid van de verdachte vennootschap is, niet voor de eerste keer blijkens de justitiële documentatie, sterke drank geschonken aan personen van wie niet was vastgesteld dat zij de leeftijd van 18 jaren hadden bereikt. De verdachte vennootschap heeft aldus gehandeld in strijd met regelgeving die is opgesteld om redenen van jeugdbescherming, het bevorderen van de volksgezondheid en het voorkomen van overlast en vernielingen. Uit de omstandigheden dat in deze vooral door jeugdigen druk bezochte gelegenheid de toegangsleeftijd 16 jaar is en de verbalisanten geen personeelslid hebben gezien die om legitimatie vroeg, leidt het hof af dat de verdachte er voordeel in ziet de overtreden wetsbepaling aan haar laars te lappen. In het licht van al deze feiten en omstandigheden acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf niet in overeenstemming met de ernst van de overtredingen.
Het hof is van oordeel dat deels onvoorwaardelijke geldboetes van navermelde hoogten een passende en geboden reactie vormen.
Bij het vaststellen van de geldboetes is rekening gehouden met de financiële positie van de verdachte en tevens met de heden door het hof opgelegde straffen in een andere strafzaak tegen de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 23(oud), 24 en 24c, 51 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 1 (oud), 2 (oud) en 6 (oud) van de Wet op de economische delicten en artikel 20 van de Drank- en Horecawet.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van 8 (acht) geldboetes van elk EUR 400,00 (vierhonderd euro).
Beveelt, dat een op EUR 200,00 (tweehonderd euro) bepaald gedeelte van elk van die geldboetes niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr. J. Borgesius en mr. S.K. Welbedacht,
in bijzijn van de griffier mr. J.M.A. Timmer-Smeele.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 november 2006.