ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3547

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
153-M-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Stille
  • J. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over wilsovereenstemming en alimentatieverplichtingen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 september 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wilsovereenstemming tussen partijen met betrekking tot de nihilstelling van alimentatie en de hoogte van een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in februari 2006 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 2 november 2005. De man, verweerder in hoger beroep, had op 13 april 2006 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2006 zijn de advocaten van beide partijen verschenen, maar de partijen zelf waren niet aanwezig.

Het hof heeft zich gebaseerd op de door partijen overgelegde brieven van 13 september, 20 november en 21 november 2002 om te beoordelen of er wilsovereenstemming was bereikt over de nihilstelling van de alimentatie en de betaling van een bijdrage van € 150,- per maand. Het hof oordeelde dat uit de inhoud van deze brieven niet bleek dat de vrouw de intentie had om overeenstemming te bereiken over het beëindigen of verlagen van de alimentatiebijdrage. De man mocht hier dan ook niet vanuit gaan. Het hof concludeerde dat het convenant dat bij de echtscheiding was gesloten ongewijzigd was gebleven, waardoor de man verplicht bleef de alimentatie te betalen zoals eerder was vastgesteld in het echtscheidingsconvenant.

De beslissing van het hof was om de bestreden beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het hof de grieven van de vrouw afwees en het verzoek om wijziging van de alimentatieverplichtingen afwees. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen partijen bij het aangaan van alimentatieverplichtingen na een echtscheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 27 september 2006
Rekestnummer. : 153-M-06
Rekestnr. rechtbank : 480/05
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. H.C. Grootveld,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. V.K.S. Budhu Lall.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 2 februari 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 2 november 2005.
De man heeft op 13 april 2006 een verweerschrift ingediend.
Op 8 september 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vrouw, mr. C.L. de Koeijer en de advocaat van de man, mr. J.L.M. Burlet. De man en de vrouw zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De raadslieden van partijen hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Middelburg.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de in de beschikking van de rechtbank te Middelburg van 20 december 2000 vastgelegde partneralimentatie ongewijzigd verschuldigd is gebleven door de man. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof de door de vrouw voorgedragen grieven af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2. De grieven lenen zich, gelet op de onderlinge samenhang, voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven betreffen de beslissing van de rechtbank – kort gezegd – dat partijen een wijziging zijn overeengekomen van het tussen hen gesloten convenant met betrekking tot het levensonderhoud voor de vrouw.
3. Het hof oordeelt ten aanzien van de vraag of er tussen partijen overeenstemming is bereikt over de nihilstelling en de verlaging van de bijdrage als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Daarbij is voor de totstandkoming van een overeenkomst noodzakelijk dat de aanvaarding inhoudelijk met het aanbod overeenstemt. In dat kader is van belang wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. Daarbij komt het bij de uitleg van een contractsbepaling niet aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract, maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien van elkaar mochten verwachten.
4. Voor de vraag of er tussen partijen wilsovereenstemming is bereikt over de nihilstelling alsmede over de betaling van een bijdrage van € 150,- per maand in het levensonderhoud van de vrouw, baseert het hof zich op de door partijen overgelegde brieven van 13 september, 20 november en 21 november 2002. Als wilsverklaring geldt niet alleen de verklaring van de werkelijke wil, maar ook het bij de wederpartij op toerekenbare wijze opgewekte vertrouwen dat de wil op het sluiten van de overeenkomst is gericht. Uit de inhoud van voormelde brieven blijkt naar het oordeel van het hof niet dat de wil van de vrouw was gericht op het tot stand brengen van overeenstemming omtrent het beëindigen van de bijdrage of het verlagen van de bijdrage naar € 150,- per maand. De man mocht hiervan dan ook niet uitgaan.
Anders dan de rechtbank oordeelt het hof derhalve dat het bij de echtscheiding gesloten convenant ongewijzigd is gebleven. De man is daarom gehouden om de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw te blijven betalen zoals in het echtscheidingsconvenant is opgenomen en bij beschikking van 20 december 2000 van de rechtbank Middelburg is vastgesteld op ƒ 660,- per maand.
5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zulks met inachtneming van het vorenstaande;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Stille en Mulder, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2006.