Rolnummer: 22-004816-05
Parketnummer: 09-757256-05
Datum uitspraak: 1 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 augustus 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op
[geboortedag] 1973,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 november 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 impliciet primair en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest met de beslissing genomen omtrent het beslag zoals nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht niet overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan. Hij was aangeschoten in een café en heeft daar ruzie gezocht met een kleinere man. Pas toen die hem tegen de grond had geslagen, zijn zijn makkers gaan vechten met die ander en diens vrienden. Niet blijkt dat het opzet van de verdachte op hulp van zijn makkers was gericht, toen hij als eerste ruzie zocht. Hiervan behoort de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Onomstreden is de gang van zaken aldus geweest dat de verdachte, die met enkele makkers een café bezocht, daar als eerste ruzie zocht en tegen de grond is geslagen. Hij heeft vervolgens achter zijn makkers, die na hem waren gaan vechten en (sommigen) glas gaan gooien, rustig het café verlaten. Even later probeerde hij met twee makkers het café weer binnen te komen van wie de ene een schietwapen in de hand had, zoals [de portier van het café] tegenover het hof heeft verklaard. De portier heeft hen tegengehouden waarbij een schot naar de zoldering is afgegaan. Na sluiting van de voordeur door de portier is (door één van hen drieën) driemaal door een raam naar binnen geschoten. Eén kogel heeft een geul door de wang van een cafébezoeker achtergelaten en een deel van diens oor afgerukt.
Ofschoon niet door de verdachte bevestigd, acht het hof verder het volgende bewezen.
Tegen het eind van de vechtpartij in het café hoorde [één van de 'tegenpartij'] (verklaring bij de rechter-commissaris op 21 juli 2005) een makker van de verdachte, [-], roepnaam [X], tegen de verdachte in het Papiamento zeggen: 'Kom, kom. Deze mensen gaan dood'. Hierop verliet [X] het café, even later gevolgd door de verdachte. Heel kort daarna kwamen de verdachte met twee makkers, onder wie vermoedelijk [X], terug bij de voordeur en probeerden zij het café binnen te dringen met een vuurwapen. [Een getuige op straat] heeft de verdachte met twee anderen na de schoten rustig voor het café zien blijven staan (politie-pv, blz. 217).
Blijkens tapverslagen (politie-pv blz. 260-266 met uitleg op blz. 257-259) was de verdachte omstreeks 12 maart 2005 in het bezit van een revolver of pistool waarmee was geschoten. Nergens uit, ook niet uit verklaringen van de verdachte, blijkt van een ander schietincident dan dit waarop in de afgeluisterde gesprekken van omstreeks die dag kan zijn gedoeld. De verklaring hierover van de verdachte (onder andere politie-pv blz. 271) is ongeloofwaardig, omdat in die verklaring niet past dat het de verdachte was, die het wapen zou moeten zoeken, en dat hij het wel was, blijkt uit die gesprekken.
Uit de woorden 'Deze mensen gaan dood' van [X] tegen de verdachte en hun gang naar buiten meteen daarna leidt het hof af dat de verdachte al bij het verlaten van het café wist dat zijn makker terug wilde gaan om op personen te gaan schieten. Desondanks heeft hij met een derde geprobeerd daarbij te helpen met het daartoe binnendringen in het café. Dit levert opzet op het medeplegen van moord op. Tussen het horen van dat plan van [X] om te gaan schieten op mensen en de terugkomst bij de buitendeur heeft de verdachte bovendien genoeg tijd gehad om te beseffen waar zij mee bezig waren en om daarvan tijdig af te zien en te proberen zijn makkers te stoppen. De indruk dat de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld wordt nog versterkt door de aanvankelijke ontkenning door de verdachte (politie-pv blz. 270) [X] te kennen (zie ook blz. 2 en 3 van het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank op 25 juli 2005), zijn dralen ter plaatse na de schoten en zijn ongeloofwaardige uitleg van de getapte gesprekken omstreeks 12 maart 2005, die vermoedelijk sloegen op deze schietpartij.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 impliciet primair bewezenverklaarde: Medeplegen van poging tot moord.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van de onder 1 tenlastegelegde poging tot doodslag en de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte, nadat hij zich in een uitgaansgelegenheid zeer irritant gedroeg en betrokken was geweest bij een handgemeen en één van de mannen van de vriendengroep waarmee verdachte eerder in de uitgaansgelegenheid was geweest tegen de verdachte had gezegd, in vertaling, "Kom, kom. Deze mensen gaan dood", de uitgaansgelegenheid heeft verlaten waarna hij met twee mannen van zijn vriendengroep naar de uitgaansgelegenheid is teruggekeerd. Daar hebben zij op een voor de rechtsorde zeer schokkende wijze verhaal gehaald door schoten te lossen door de deuropening en door de naast de deur gelegen ruit van die uitgaansgelegenheid waar zich op dat moment veel bezoekers binnen bevonden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is niet aannemelijk geworden dat de verdachte degene is geweest die het initiatief heeft genomen om met een vuurwapen naar de uitgaansgelegenheid terug te keren. Op grond van de ter terechtzitting door de [de portier van het café] afgelegde verklaring kan naar 's hofs oordeel als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte niet de schutter is geweest van het eerste schot. Ook als hij geen enkel schot heeft gelost - waarvan het hof uitgaat - rekent het hof het de verdachte zwaar aan dat hij zich niet heeft gedistantieerd van zijn twee vrienden van wie hij wist dat ze op mensen zouden gaan schieten en van wie er één een vuurwapen bij zich had, doch zich juist bij hen heeft aangesloten en met deze twee mannen naar de uitgaansgelegenheid is teruggekeerd en met geweld heeft gepoogd daar met hen binnen te dringen om te gaan schieten op personen. Slechts dankzij het kordate ingrijpen van de portier van de uitgaansgelegenheid heeft de schutter niet naar binnen kunnen komen en is voorkomen dat toen mensen zijn vermoord. Het laat zich aanzien dat [het slachtoffer] diep geschokt is alsmede dat de overige bezoekers van de uitgaansgelegenheid, die huns ondanks door het schieten in levensgevaar zijn gebracht, diep onder de indruk zijn van deze feiten. Daarbij zijn dit feiten die in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg brengen.
Het hof houdt er rekening mee dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. De omstandigheid dat zijn mededaders niet voor poging tot moord zijn gestraft, geeft nauwelijks reden de straf te matigen.
De verdachte heeft ook nog langdurig een vuurwapen gehad en dit kennelijk ook buitenshuis gedragen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot teruggave van de, blijkens de aan dit arrest gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 21 tot en met 35.
Het hof zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45(oud), 47, 57 en 289(oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55(oud) van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 21 tot en met 35, te weten (etc.) aan verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. S.A. Commandeur.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 december 2006.