a. de “Keizersgracht” - die de melding van de “Willemijn”, dat zij naar Gent wilde, had gemist - kreeg van de schipper van de “Willemijn” geen antwoord op haar herhaalde vraag of de “Willemijn” naar de sluizen van Terneuzen ging;
b. op basis van het vaargedrag van de “Willemijn” is de “Keizersgracht” er vervolgens - zonder verificatie - vanuit gegaan, dat dit binnenschip - niet naar de sluizen, maar krap voor de “Keizersgracht” langs - richting Gent wilde;
c. uitgaande van die veronderstelling heeft de “Keizersgracht” iets stuurboord gegeven om achter de “Willemijn” langs te varen en zo een oversteek voor de “Willemijn” te vergemakkelijken;
d. de “Keizersgracht” heeft haar veronderstelling over de oversteek en haar stuurboordmanoeuvre om deze te vergemakkelijken, althans daaraan mee te werken, niet gecommuniceerd met de “Willemijn”;
e. volgens de politieverklaring van [de schipper van de “Neeltje”] was de “Willemijn” inderdaad voornemens om voor de “Keizersgracht” langs het kanaal over te steken, maar heeft [de schipper van de “Willemijn”] zich bedacht toen hij zag dat hij het niet meer kon halen en heeft hij, om een aanvaring met de “Keizersgracht” te vermijden, de “Willemijn” bakboord laten rondgaan;
f. [de schipper van de “Willemijn”] zelf verklaart hierover, in het KLPD proces-verbaal, dat hij, vanwege o.m. de op hem afkomende coaster, niet meer kon overlopen naar de andere kant van het kanaal, en dat hij daarom achteruit is geslagen teneinde in de lengterichting van het kanaal te gaan liggen;
g. deze, min of meer eensluidende, verklaringen wijken af van het door Koningsgracht c.s. opgeroepen beeld, waarin de “Willemijn”, geholpen door de stuurboordmanoeuvre van de “Keizersgracht”, veilig de “Keizersgracht is gepasseerd, veilig aan bakboord van de “Keizersgracht” in de voor de “Willemijn” bestemde stuurboordzijde van het kanaal richting Gent is gekomen en eerst daarna, onnodig en volkomen onverwacht, naar bakboord is rondgegaan om weer voor de kop van de “Keizersgracht” langs terug van bakboord naar stuur-boord te varen (vlg. pag. 11 cvr en de kantoorverklaring van [de stuurman van de “Keizersgracht”]: “na het passeren van de “Willemijn” was er niets aan de hand en vervolgden wij een-voudigweg onze reis. … Op een gegeven ogenblik zag ik tot mijn stomme ver-
bazing de aan bakboord van ons zittende “Willemijn” over bakboord rondgaan en dat het schip wéér voor onze kop langs zou gaan, nu van bakboord naar stuurboord”);
h. dit - door Holmsund c.s. weersproken - beeld klopt niet, althans vindt onvoldoende steun in de stukken, te minder nu de niet direct bij de aanvaring betrokkenen - [de schipper van de “Neeltje”] en [sluismeesters A en B] - daarin een andere lezing van de toedracht geven (zie hiervoor onder e. en hierna onder u. en z.);
i. het door Koningsgracht c.s. opgeroepen beeld - van een heen en weer varende “Willemijn”; eerst veilig en wel van Oost naar West en daarna volkomen onverwacht en onnodig van West naar Oost - past overigens evenmin bij de getuigenverklaring van [de loods van de “Keizersgracht”], inhoudende: “Toen ik de “Willemijn” zag, ben ik eerst naar de stuurboordbrugvleugel gelopen om te zien wat dit schip deed. Toen ik zag dat zij ging overlopen, ben ik van de stuurboord- naar de bakboordvleugel gelopen. Vanaf de brug was de “Willemijn” niet te zien door de dode hoek die door de hoge boeg van de “Keizersgracht” wordt veroorzaakt. Vanaf de brug gezien is die misschien wel zo’n 100 meter. Toen ik op de bakboordbrugvleugel was gekomen, zag ik het achterstuk van de “Willemijn” voor de boeg van de “Keizersgracht”. Ik schat op zo’n 50 meter voor die boeg. Kennelijk was de Willemijn rondgekomen en daarna praktisch stil gevallen. Wij voeren toen iets stuurboord van het midden van het kanaal.”;
j. de [de loods van de “Keizersgracht”] heeft derhalve niet bevestigd, dat de “Willemijn” de oversteek had voltooid en veilig in haar stuurboordzijde van het kanaal richting Gent was gekomen en vandaar weer is teruggekeerd - zijn verklaring duidt er veeleer op dat de “Willemijn” vóór de “Keizersgracht” en door de “Keizersgracht”, vanwege haar dode hoek, onopgemerkt, is rondgegaan, hetgeen past bij de waarneming van [sluismeester B]: “ik zag dat de “Willemijn” recht in de koerslijn van het zeeschip aan het rondgaan was”;
k. voor zover [de kapitein van de “Keizersgracht”], als getuige of anderszins, het door Koningsgracht c.s. opgeroepen beeld wèl heeft bevestigd, wordt opgemerkt, dat niet aannemelijk is dat de kapitein, na het roer te hebben overgenomen van [de stuurman van de “Keizersgracht”], een beter zicht had op de situatie dan bijvoorbeeld [de loods van de “Keizersgracht”], [de schipper van de “Neeltje”] en [sluismeesters A en B];
l. ook de (kantoor)verklaring van [de stuurman van de “Keizersgracht”] mist overtuigingskracht, onder meer doordat deze te zeer afwijkt van hetgeen de anderen, inclusief [de loods van de “Keizersgracht”] hebben verklaard – vgl. nogmaals het hiervoor aan het slot van 8.g weergegeven citaat uit de verklaring van [de stuurman van de “Keizersgracht”]: “na het passeren door de “Willemijn” was er niets aan de hand en vervolgden wij eenvoudigweg onze reis”;
m. ook overigens bieden de politie-, kantoor- en getuigenverklaringen waar Koningsgracht c.s. zich op beroepen onvoldoende steun voor de door hen op dit punt gestelde toedracht;
n. het komt er daarom op neer dat, hoewel de “Keizersgracht” het aanvankelijke voornemen van de “Willemijn” om het kanaal over te steken waarschijnlijk goed heeft ingeschat, zij geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat de “Willemijn” - al dan niet indachtig het adagium “bij twijfel niet inhalen” - voorlopig zou afzien van uitvoering van dit voornemen, bijvoorbeeld wegens het daaraan verbonden gevaar of vanwege een alsnog opgekomen besef dat zij moest wachten totdat het naderende scheepvaartverkeer was gepasseerd;
o. juist vanwege die - anders dan Koningsgracht c.s. willen doen geloven, geenszins ondenkbeeldige - mogelijkheid, had tussen de “Keizersgracht” en de “Willemijn” een behoorlijke afstemming moeten plaatsvinden omtrent de te volgen gang van zaken;
p. bijvoorbeeld had de “Keizersgracht” door middel van geluidseinen de “Willemijn” opmerkzaam kunnen maken op het voorschrift dat dit schip, komende uit het nevenwater, moest wachten op het passerende scheepvaartverkeer (vgl. [de loods van de “Keizersgracht”]: “zo’n binnenman moet wachten, want hij komt uit een nevenwater”), ofwel had de “Keizersgracht”, onder vermelding van haar naam, de “Willemijn” erop kunnen attenderen, dat zij ervan uitging dat de “Willemijn” wilde oversteken en dat zij daaraan, door een stuurboordmanoeuvre, haar medewerking zou verlenen, zodat voor vrees van de “Willemijn”, dat het niet zou lukken, geen aanleiding bestond;
q. weliswaar spreken Koningsgracht c.s. over ondubbelzinnige intenties van de “Willemijn”, die verdere afstemming overbodig maakten, maar daarbij zien zij eraan voorbij, dat een voornemen om over te steken niet hetzelfde is als de daadwerkelijke uitvoering van dat voornemen, terwijl een ervaringsfeit is, dat een verkeersdeelnemer, die zich aan een oversteek waagt en zich vervolgens van het daaraan verbonden gevaar bewust wordt, kan besluiten, ofwel om door te gaan, ofwel om toch maar te wachten en terug te gaan, zonder dat steeds vooraf voorspelbaar is in welke richting het besluit zal uitvallen – vgl. in dit verband nogmaals de verklaring van [de schipper van de “Neeltje”], die het vaargedrag van de “Willemijn” anders heeft geïnterpreteerd, immers aldus, dat [de schipper van de “Willemijn”] van plan was het kanaal over te steken, maar daarvan heeft afgezien toen hij bemerkte dat het niet ging en daarom de “Willemijn” naar bakboord heeft laten omgaan teneinde een aanvaring met de “Keizersgracht” te vermijden;
r. vanwege de grote “dode hoek” van de “Keizersgracht” - die het zicht ontnam op hetgeen zich vlak voor haar boeg afspeelde - was afstemming bij een een oversteek sowieso wenselijk;
s. in plaats daarvan heeft de “Keizersgracht”, zonder haar identiteit of bedoelingen kenbaar te maken, iets stuurboord roer gegeven en heeft [de loods van de “Keizersgracht”], zonder vermelding van de naam van de “Keizersgracht”, kort voor de aanvaring geroepen: “stuurboord, stuurboord, hé schipper hier hé”;
t. voor zover al de loods, zoals hij verklaard heeft, hiermee bedoelde, dat de “Willemijn” naar haar stuurboordwal moest draaien - wat niet zonder meer aannemelijk is, omdat hij even tevoren had geconcludeerd dat de volgens hem met het achterschip voor de boeg van de “Keizersgracht” liggende “Willemijn” kennelijk was rondgekomen - is onwaarschijnlijk, dat deze bedoeling ook zo is overgekomen bij de “Willemijn”, die volgens haar [de schipper van de “Willemijn”] de “Keizersgracht” stuurboord wilde laten passeren en die ook was opgeroepen, door de “Neeltje”, tot een stuurboord / stuurboord passage met de “Keizersgracht”;
u. die voorgenomen stuurboord / stuurboord passage met de “Keizersgracht” vindt steun in de verklaring van [sluismeester A], voor zover inhoudende: “Ik (..) zag inderdaad op de camera dat een geladen motorspits voor een afkomend zeeschip, genaamd “Keizersgracht” wilde oversteken. Ik zag vervolgens dat de motorspits, wat (..) de “Willemijn” bleek te zijn, bakboord rond ging om met de afvarende coaster “Keizersgracht” stuurboord stuurboord te passeren.” ;
v. de volgens [de loods van de “Keizersgracht”] anders bedoelde marifoonoproep is daarom minst genomen verwarrend te noemen;
w. Koningsgracht c.s. beroepen zich voor hun standpunt verder nog op de aan de “Willemijn” toegeschreven marifoonmelding “ik kom er net voorbij” (kort na de onder s. bedoelde oproep), doch dat met deze melding - waarvan niet vast staat dat zij aan boord van de “Keizersgracht” is gehoord - bedoeld is, dat de “Willemijn” meende de oversteek van Oost naar West met succes te kunnen voltooien, of in elk geval net voorbij de bakboordzijde van de “Keizersgracht” zou komen / blijven, is wederom slechts een veronderstelling, die onvoldoende door feiten wordt gedragen;
x. in aanmerking nemende, dat [de schipper van de “Neeltje”] en [sluismeester A] hebben waargenomen dat de schipper van de “Willemijn” zijn achterschip nog net iets van voor de boeg van de “Keizersgracht” kon wegdraaien, is veeleer aannemelijk dat, zoals Holmsund c.s. betogen, de schipper van de “Willemijn” meende dat hij na zijn bakboordmanoeuvre nog net voorbij de stuurboordzijde van de “Keizersgracht” zou komen / blijven;
y. dat de “Willemijn” bij haar bakboordmanoeuvre over / tegen de bulbsteven van de “Keizersgracht” is gevaren, dan wel anderszins de “Keizersgracht” zodanig heeft geraakt dat laatstgenoemd schip daardoor naar stuurboord werd geduwd en om die reden niet meer in staat was haar koers naar bakboord te verleggen, is evenmin komen vast te staan;
z. slechts [de kapitein van de “Keizersgracht”] heeft als getuige verklaard dat dit naar zijn idee het geval is - gezien heeft hij het niet - en tegenover zijn verklaring (en de kantoorverklaring van [de stuurman van de “Keizersgracht”]) staan bijvoorbeeld (i) de camera-waarneming van [sluismeester A] dat de “Willemijn” nog net voor de boeg van de “Keizersgracht” kon wegdraaien en daarna door de “Keizersgracht” ter hoogte van het achterruim fors werd geraakt, (ii) de verklaring van [schipper van de “Vaya con Dios”] dat hij zag dat de “Willemijn” werd weggedrukt door de boeg van de “Keizersgracht”, (iii) de verklaring van [de schipper van de “Willemijn”] dat de “Willemijn” aan stuurboord in de zij werd aangevaren en (iv) de verklaring van [sluismeester B]: “Ik zag dat de “Willemijn” recht in de koerslijn van het zeeschip aan het rondgaan was - dat dit rondgaan plaatsvond in de koerslijn van de “Keizersgracht”, is in overeenstemming met de hiervoor onder i aangehaalde verklaring van de getuige [de loods van de “Kiezersgracht”], die vanaf de bakboordvleugel van de “Keizersgracht” het achterschip van de “Willemijn” zag en concludeerde: “kennelijk was de “Willemijn” rondgegaan, opm. Hof -, door dit rondgaan verloor het schip alle snelheid en bleef hierdoor voor de boeg van de aankomende “Keizersgracht” nagenoeg stil liggen. Toen de “Willemijn” weer langzaam vaart begon te maken naar de oostelijke oever begon de “Keizersgracht”, waarschijnlijk door achteruit te slaan, langzaam naar stuurboord te lopen. Voor mij was het toen duidelijk dat een aanvaring onvermijdelijk was (..) Kort daarna raakte de “Keizersgracht” de “Willemijn”, deze werd opzij gegooid (..).”