ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ2501
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
- R.C.A. Duindam
- C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoerzaak door gebreken in bewijsvoering
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het invoeren van 718 kilogram cocaïne in Nederland en het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige gebreken en onjuistheden in het dossier aanwezig waren, waardoor de bewijsvoering niet voldeed aan de wettelijke eisen. Ondanks herhaalde verzoeken van de advocaat-generaal ontbrak een cruciaal proces-verbaal van weging en monsterneming van de inbeslaggenomen cocaïne, wat een belangrijke schakel in de bewijsketen vormde. Het hof merkte op dat de verslaglegging van de opsporing en de ambtshandelingen niet zorgvuldig genoeg was, wat de rechterlijke controle bemoeilijkte. Het hof concludeerde dat de gebreken in het dossier, in onderlinge samenhang bezien, leidden tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige verslaglegging in strafzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om de rechter in staat te stellen de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek te toetsen.