ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ2454

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Tanja van den Broek
  • Reinking
  • Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling vaderschap en kosten deskundigenonderzoek in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om de vaststelling van het vaderschap van een in 1947 geboren kind. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank, dat leidde tot een tussenbeschikking op 9 november 2005. In deze beschikking werd een DNA-onderzoek bevolen om de biologische vader vast te stellen. Op 31 maart 2006 ontving het hof het rapport van het vaderschapsonderzoek, waaruit bleek dat de kans dat de man de biologische vader was, groter was dan 99,9999%. Dit leidde het hof tot de conclusie dat het verzoek van de vrouw om het vaderschap vast te stellen, toewijsbaar was.

Daarnaast verzocht de vrouw om de man te veroordelen in de kosten van het deskundigenonderzoek. Het hof overwoog dat de man, door volharding in zijn standpunt dat hij niet de biologische vader was, verantwoordelijk was voor de kosten van het DNA-onderzoek. Het hof besloot de man te veroordelen tot betaling van deze kosten, die € 1.150,- bedroegen. Het verzoek van de vrouw om de man ook in de kosten van de procedure in beide instanties te veroordelen, werd voor het overige afgewezen.

De beslissing van het hof hield ook in dat, nu het vaderschap was vastgesteld, de griffier van het hof een afschrift van de beslissing zou zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De afwikkeling van de zaak zou echter plaatsvinden naar Duits recht, en het hof verzocht partijen om zich hierover uit te laten. De behandeling van deze kwestie werd aangehouden tot 25 november 2006.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 11 oktober 2006
Rekestnummer. : 178-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-5712
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. W.B. Teunis,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.
PROCESVERLOOP
Het hof verwijst voor de loop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 9 november 2005, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking is een bloedonderzoek van de man en de vrouw bevolen door een deskundige en is in afwachting van het deskundigenbericht iedere verdere beslissing aangehouden.
Op 31 maart 2006 is bij het hof het rapport betreffende het vaderschapsonderzoek van [x] te [plaats] ingekomen.
Het hof heeft zowel de vrouw als de man bij brief van 22 mei 2006 een kopie van het rapport van [x] doen toekomen en hen in de gelegenheid gesteld op het hier bedoelde rapport te reageren.
Bij brief, ingekomen op 1 juni 2006, heeft de procureur van de vrouw het hof verzocht een beschikking te wijzen.
Van de zijde van de man heeft het hof geen schriftelijke reactie ontvangen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Bij beschikking van 9 november 2005 heeft het hof overwogen het voldoende aannemelijk te achten dat de man de verwekker van vrouw kan zijn. Uit het op grond van die overweging gelaste DNA-onderzoek is vervolgens gebleken dat de kans van de man om de werkelijke vader van de vrouw te zijn groter is dan 99,9999 %. Deze aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid acht het hof, mede gelet op de overige feiten en omstandigheden zoals vermeld in de gemelde beschikking van 9 november 2005, voldoende voor een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Het hof zal derhalve het verzoek van de vrouw te dien aanzien toewijzen.
2. De vrouw heeft voorts verzocht om de man te veroordelen in de kosten van beide instanties. Voor wat betreft de kosten van het DNA-onderzoek overweegt het hof als volgt. Nu de man zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft volhard in zijn standpunt dat hij niet de biologische vader is van de vrouw, terwijl inmiddels uit het DNA-onderzoek van het tegendeel is gebleken, ziet het hof daarin aanleiding om de man te veroordelen in de kosten, welke door genoemde deskundige ter aanvang en uitvoering van het onderzoek zijn gemaakt.
3. Het hof zal het verzoek voor het overige afwijzen, nu het de vrouw is geweest die het vaderschap vastgesteld wilde zien en voorts, gelet op de inhoud van de bestreden beschikking, niet kan worden gezegd dat het de houding van de man is geweest die heeft genoodzaakt tot het instellen van hoger beroep.
4. Het hof zal, overeenkomstig het vorenstaande, hierna vaststellen dat de man de vader is van de vrouw. Naar Nederlands recht geldt dat indien het hof het vaderschap met betrekking tot een persoon vaststelt, de griffier van het hof een afschrift van die beslissing (voor zover daartegen geen cassatie is ingesteld) zendt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, teneinde inschrijving daarvan in de registers van de burgerlijke stand te bewerkstelligen.
5. De afwikkeling van de onderhavige zaak vindt evenwel, zoals het hof reeds in zijn tussenbeschikking van 9 november 2005 heeft overwogen, plaats naar Duits recht. Het hof verzoekt partijen, in het bijzonder de vrouw, in dat verband zich, zo uitvoerig mogelijk, uit te laten over de vraag of, en zo ja op welke wijze, de griffier van dit hof thans nog belast dient te worden met het verzenden van een afschrift van deze beschikking, anders dan aan de partijen. Het hof zal de behandeling van de zaak op dit punt aanhouden tot zaterdag 25 november 2006 pro forma.
6. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
stelt vast dat de man de vader is van [verzoekster], geboren op [x, in 1947] te [geboorteplaats, te Duitsland];
veroordeelt de man in de kosten van het gemaakte deskundigenonderzoek, te weten een bedrag van € 1.150,- welk bedrag hij binnen een maand na heden op voet van artikel 244 Rv dient te voldoen aan de griffier van het hof, te storten op bankrekeningnummer [x] (onder vermelding van: rekestnummer: 178-H-05);
wijst het verzoek om de man in de kosten van de procedure in beide instanties te veroordelen, voor het overige af;
houdt de behandeling van de zaak met betrekking tot de vraag of en in hoeverre de griffier van dit hof thans nog belast dient te worden met het verzenden van een afschrift van deze beschikking, anders dan naar partijen, aan tot zaterdag 25 november 2006 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Tanja-van den Broek, Reinking en Van Leuven, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2006.