ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ2451
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- T. van den Broek
- R. Reinking
- A. van Leuven
- Rechtspraak.nl
Erkenning van buitenlandse adoptie en de toepassing van het ongeschreven recht voor niet-verdragslanden
In deze zaak gaat het om de erkenning van een buitenlandse adoptie van minderjarige kinderen door een man, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte artikel 5 van de Uitvoeringswet Adoptieverdrag 1993 heeft toegepast, aangezien Turkije ten tijde van de adoptie geen partij was bij het Haags Adoptieverdrag 1993. Hij betoogt dat de erkenning van de adoptie moet worden gebaseerd op de regels van artikel 6 van de Wet conflictenrecht adoptie, die van toepassing zijn op adopties uit niet-verdragslanden. De man voert aan dat de adoptieprocedure in Turkije met voldoende waarborgen is omkleed en dat de toestemming van de Turkse rechter tot adoptie moet worden erkend.
De advocaat-generaal heeft echter betoogd dat de adoptieprocedure mankementen vertoont en dat er onvoldoende bewijs is dat de biologische ouders van de minderjarigen ongeschikt waren om voor hen te zorgen. Het hof heeft vastgesteld dat de man zijn verzoek tot erkenning van de adoptie heeft gegrond op de geestelijke toestand van de biologische ouders, maar dat uit de stukken niet blijkt dat deze ouders ongeschikt zijn. Het hof concludeert dat de man niet heeft aangetoond dat de adoptieprocedure in Turkije aan de vereisten voldoet voor erkenning in Nederland.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank Rotterdam bekrachtigd, waarmee het verzoek van de man om erkenning van de adoptie is afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een schriftelijke verklaring van de bevoegde autoriteit in Turkije voor de erkenning van de adoptie in Nederland, en dat de toepasselijkheid van het verdrag en de uitvoeringswet afhankelijk is van het tijdstip van het verzoek tot adoptie.