ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ1708

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200324606
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de aanname van steekpenningen door een politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, een politieambtenaar, was beschuldigd van het aannemen van steekpenningen gedurende een aanzienlijke periode. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het tenlastegelegde feit, waarbij het hof de eerdere veroordeling heeft vernietigd en opnieuw recht heeft gedaan. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft erkend dat haar handelen onacceptabel was en heeft spijt betuigd. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003246-06
Parketnummer(s): 10-180030-04
Datum uitspraak: 7 november 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 6 juni 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 oktober 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het bewezenverklaarde: Als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem wordt aangeboden ten gevolge van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het tenlastegelegde tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van honderdzestig uren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft als politieambtenaar gedurende een aanzienlijke periode steekpenningen aangenomen. Zij heeft daarbij op ongeoorloofde wijze een behoorlijk bedrag getoucheerd. De verdachte heeft door aldus te handelen zowel zich als ambtenaar onbehoorlijk gedragen als het vertrouwen beschaamd dat in het maatschappelijk verkeer in de overheid, in het bijzonder het apparaat van politie, moet kunnen worden gesteld.
Bovengenoemde feiten zijn zodanig ernstig, dat zij op zichzelf de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het hof houdt er evenwel rekening mee dat de verdachte tengevolge van onderhavige feiten haar baan als politieambtenaar is kwijtgeraakt en een nieuwe start in het arbeidsproces heeft moeten maken, hetgeen zij ook heeft gedaan. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2006 aangegeven dat de onderhavige zaak haar zeer heeft aangegrepen en dat zij zich schaamt en spijt heeft tegenover haar ex-werkgever, de politie Rotterdam-Rijnmond, en de burgers die het slachtoffer zijn geworden van haar daden.
Het hof neemt ook in aanmerking dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 oktober 2006 verder nooit met politie of justitie in aanraking is geweest en dat zij ten tijde van de gepleegde feiten nog relatief jong was.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden evenwel onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 120 (honderdtwintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Tolen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2006.