ECLI:NL:GHSGR:2006:AY8797

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/284 KG
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming in het kader van een schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding tussen Stichting L'Escaut Woonsservice en een huurster. De huurster had in eerste aanleg verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming van haar woning, omdat zij onder de schuldsaneringsregeling viel. De voorzieningenrechter had de vordering toegewezen, maar het hof oordeelde anders. Het hof overwoog dat de huurster in de afgelopen drie jaar meerdere keren in gebreke was gebleven met haar huurbetalingen, wat leidde tot verstekvonnissen tot ontbinding van de huurovereenkomst. De laatste betekening van het ontruimingsvonnis vond plaats op 7 oktober 2005, en de ontruiming was aangezegd voor 2 november 2005. De huurster had een schuldsaneringsregeling aangevraagd, maar het hof oordeelde dat het belang van de verhuurder bij tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder woog dan het belang van de huurster bij het slagen van de schuldsaneringsregeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees de vordering van de huurster af, waarbij het hof ook de huurster in de proceskosten veroordeelde. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de verhuurder en de huurster in het kader van huurachterstanden en schuldsanering.

Uitspraak

Uitspraak: 25 augustus 2006
Rolnummer: C06/00284 KG
Zaaknummer rechtbank: KG 7/2006
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
STICHTING L'ESCAUT WOONSERVICE,
gevestigd te Vlissingen,
appellante,
hierna te noemen: L’Escaut,
procureur: mr. H.J.A. Knijff,
tegen
[HUURSTER ],
wonende te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [huurster],
procureur: mr. E.M.H. Alkemade.
Het geding
Bij exploot van 15 februari 2006 is L'Escaut in hoger beroep gekomen van het vonnis van 27 januari 2006 door de rechtbank Middelburg (sector civiel recht), voorzieningenrechter, in kort geding gewezen tussen partijen. In het exploot heeft L'Escaut drie grieven opgeworpen en daarbij producties overgelegd, welke grieven door [huurster] bij memorie van antwoord (eveneens met producties) zijn bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter onder 2.1 – 2.8 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daartegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
2.1 Tegen [huurster] als huurster zijn, op vordering van L'Escaut als verhuurster, binnen een periode van drie jaar wegens huurachterstanden drie verstekvonnissen tot ontbinding van de huurovereenkomst van de woning aan de Bonenburg 10 te Vlissingen en ontruiming van het gehuurde gewezen. Het laatste vonnis van de rechtbank Middelburg dateert van 19 september 2005. Dit vonnis is op 7 oktober 2005 betekend aan [huurster] en de ontruiming is aangezegd tegen 2 november 2005. Bij beschikking van de rechtbank Middel-burg van 26 oktober 2005 is de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard op [huurster]. Door de rechter-commissaris in de schuldsanerings-regeling is op 28 oktober 2005 en vervolgens op 25 november 2005 en 23 december 2005 een afkoelingsperiode van telkens één maand afgekondigd in verband met de dreigende ontruiming. Nadat de laatste afkoelingsperiode was afgelopen, heeft L'Escaut de tenuitvoerlegging van het vonnis hervat en is [huurster] de ontruiming van de woning aangezegd tegen 1 februari 2006. [huurster] is daartegen in kort geding opgekomen.
2.2 [huurster] vorderde in eerste aanleg schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis voor de duur dat de schuldsaneringsregeling uit hoofde van de beschikking van 26 oktober 2006 van toepassing is. [huurster] stelde daartoe - samengevat - dat een afweging van het geringe financiële belang van L'Escaut en haar belang van het slagen van de schuldsaneringsregeling leidt tot de conclusie dat L'Escaut in alle redelijkheid niet tot ontruiming kan overgaan.
2.3 De voorzieningenrechter heeft de vordering toegewezen, doch uitsluitend “voor zover en voor zolang door [huurster] stipt aan haar verplichtingen jegens L'Escaut wordt voldaan.”
3. De grieven
3.1 Grief 1 luidt als volgt:
“Ten onrechte overweegt de voorzieningenrechter in haar vonnis:
(r.o. 4.4) Gelet hierop is één maand achterstand in de betalingen ontstaan aan het begin van de schuldsaneringsregeling. Een logisch systeem van budget-beheer, betaling uit het ontvangen inkomen, is dat huurbetaling in plaats van vooruit, achteraf geschiedt. Aldus is er steeds een achterstand van één maand. L'Escaut heeft met het deelnemen van [huurster] aan budgetbeheer echter een voldoende waarborg dat aan de huurbetalingsverplichtingen wordt voldaan en dat geen verdere achterstand in de betalingen zal ontstaan. Bovendien voldoet [huurster] hiermee aan de eisen van het onweersproken beleid van L'Escaut, inhoudende dat zij gedurende de schuldsaneringsregeling niet tot ontruiming overgaat voor huurschulden die dateren van voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling, mits door de huurder gebruik wordt gemaakt van budgetbeheer.
3.2 Grief 2 luidt als volgt:
“Ten onrechte overweegt de voorzieningenrechter in haar vonnis:
Gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen en zonder af te doen aan het belang van L'Escaut bij tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming indien een huurder een (aanzienlijke) huurachterstand heeft, lijkt het gerechtvaardigd het thans aan de orde zijnde belang van L'Escaut aan te duiden als een financieel belang van relatief geringe omvang. Hiertegenover staat dat (het hof leest:) aannemelijk is dat een gedwongen ontruiming voor [huurster] de kans van slagen van de schuld-saneringsregeling in gevaar brengt. Immers met een verhuizing zijn in elk geval weer aanzienlijke kosten gemoeid. In het licht van het bovenstaande is naar voorlopig oordeel sprake van een zodanige onevenredigheid van belangen over en weer dat (het hof leest:) L'Escaut in de gegeven situatie thans in redelijkheid niet tot ontruiming van de woning kan overgaan. De executie van (het hof leest:) het ontruimingsvonnis zal dan ook worden geschorst voor de duur van de schuldsaneringsregeling, maar dit uitsluitend voor zover en voor zolang door [huurster] stipt aan haar betalingsverplichtingen wordt voldaan.”
3.3 Grief 3 luidt als volgt:
“Ten onrechte overweegt de voorzieningenrechter (r.o. 4.6):
L'Escaut zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.”
4. In haar toelichting op de grieven voert L'Escaut onder meer aan dat er geen sprake was van 1 maand te laat/achteraf betalen, maar dat steeds sprake was van minimaal een achterstand van ruim 1 maand. Op het moment dat [huurster] dagvaardde voor de voorzieningenrechter was de achterstand opgelopen tot ruim 2 maanden terwijl de schuldsaneringsregeling al 3 maanden van toepassing was. Een hernieuwde en constante achterstand van één maand is in strijd met de geldende rechtspraak en de komende wetgeving en L'Escaut hoeft die niet te accepteren. Het is, aldus L'Escaut, geen beleid en ook niet in overeenstemming met het convenant van L'Escaut met de gemeente om een huurachterstand na toepasselijk verklaring van de schuldsaneringsregeling te accepteren. L'Escaut is van oordeel dat niet toegekomen wordt aan de door de voorzieningenrechter gemaakte belangenafweging, gelet op de huurachterstand. [huurster] voldoet nu juist niet stipt aan haar verplichtingen. Indien al wordt toegekomen aan de belangenafweging, dan staat dat aan executie van het niet in de weg. De belangen van L'Escaut zijn niet relatief gering in omvang. Het is van belang dat L'Escaut niet opnieuw geconfronteerd wordt met een huurachterstand. Ten tweede is van belang dat het vonnis een precedent schept. Als het in stand blijft betekent dit dat L'Escaut ook in andere gevallen bij een hernieuwde achterstand tijdens de schuldsaneringsregeling geen actie zou kunnen ondernemen. Dit heeft grote financiële gevolgen voor L'Escaut. Het belang van [huurster] – het succesvol doorlopen van de schuldsaneringsregeling en het voorkomen van kosten van verhuizing – weegt daar niet tegen op.
4.1 De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5. Het hof overweegt als volgt.
5.1 Het hof neemt met de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat L'Escaut tot tenuitvoerlegging van het vonnis kan overgaan nu dit onherroepelijk is geworden, tenzij tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou inhouden (artikel 3:13 BW). Terecht heeft de voorzieningenrechter in dit verband voorts overwogen dat gesteld noch gebleken is dat het vonnis een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag bevat. Daarmee ligt de vraag voor er of op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten sprake is van een zodanige onevenwichtigheid tussen het belang van L'Escaut bij tenuitvoerlegging en de belangen van [huurster], dat naar redelijkheid onverwijlde tenuitvoer-legging niet kan worden aanvaard.
5.2 Het hof is van oordeel dat de op 26 oktober 2006 uitgesproken schuldsaneringsregeling als nieuw feit heeft te gelden en, daarmee, in beginsel aanleiding kan vormen voor schorsing van de executie van het vonnis. Er kan voorts geen twijfel over bestaan dat [huurster] groot belang heeft bij het slagen van de schuldsaneringsregeling en dat een (gedwongen) verhuizing kosten met zich meebrengt. Evenwel is het hof met L'Escaut van oordeel dat het belang van L'Escaut niet slechts een financieel belang van relatief geringe omvang betreft. [huurster] is bij herhaling tekortgeschoten in de nakoming van haar verplich-tingen jegens L'Escaut, hetgeen L'Escaut niet hoeft te dulden. [huurster] heeft gesteld dat zij structurele financiële problemen heeft, hetgeen correspondeert met het vermelde in aanhef van rov. 2.1. Nu [huurster] zoals reeds overwogen groot belang heeft bij het voorkomen van een (gedwongen) verhuizing, had van haar echter mogen worden verwacht dat zij alles in het werk had gesteld om het ontstaan van nieuwe schulden wegens het gebruik van de woning te voorkomen. Dat heeft zij nagelaten. [huurster] heeft immers niet ontkend dat het verloop van de betalingen na 26 oktober 2005, de datum waarop de toepassing van de schuldsaneringsregeling werd uitgesproken, is geweest overeenkomstig de specificatie van L'Escaut bij memorie van grieven onder 9. (afgezien van een irrelevant verschil tussen 25 en 26 januari 2006 als datum van ontvangst van de betaling door L'Escaut van een bedrag van € 334,70). Dat betekent dat door [huurster] (ook) in de periode van 26 oktober 2005 tot en met de datum waarop de zitting in kort geding plaatsvond en dus nadat de toepassing van de schuldsaneringsregeling werd uitgesproken, niet bij vooruitbetaling gebruiks-vergoedingen voor het gehuurde zijn voldaan. Zulks wordt, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, rechtens niet gerechtvaardigd door een logisch systeem van budgetbeheer of de “systematiek van de WSNP”.
5.3 Aan het onder 5.2 vermelde doet niet af
a. dat, zoals gesteld door [huurster], L'Escaut op 25 januari 2006 inontvangst-neming van de huurpenningen voor de maand februari 2006 geweigerd heeft. Integendeel, het betoog van [huurster] daaromtrent illustreert dat [huurster] eerst eind januari 2006 maatregelen heeft getroffen om L'Escaut te voldoen;
b. dat L'Escaut zich eerst tijdens de zitting op 24 januari 2006 op het standpunt zou hebben gesteld dat [huurster] een nieuwe huurschuld heeft doen ontstaan. Dit verweer gaat eraan voorbij dat [huurster] zich blijkens haar betalingen op 6 december 2005 en 20 januari 2006 reeds voordien ervan bewust is geweest een gebruiksvergoeding aan L'Escaut verschuldigd te zijn gedurende de periode dat zij nalatig bleef uitvoering te geven aan het aan haar betekende ontruimingsvonnis;
c. dat het beleid van L'Escaut zou inhouden dat zij geen huurders ontruimt vanwege huurschulden ontstaan vóór toepasselijk verklaring van de schuld-saneringsregeling, nu [huurster] (MvA sub 13) aangeeft dat daarvoor als voorwaarde geldt dat geen nieuwe huurschulden ontstaan.
5.4 Het hof gaat voorbij aan de in wetsontwerp 29 942 tot “Wijziging van de Faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen” voorgestane wijziging van artikel 305 Fw (door [huurster] bij dagvaarding in eerste aanleg sub 19 kennelijk per abuis als artikel 7:305 BW aangeduid). Deze wetswijziging vormt, m.n. doordat de (gewezen) huurder, ondanks een ontbindings- en ontruimingsvonnis, tegen de wil van de verhuurder over het gehuurde kan blijven beschikken en de huurovereenkomst gecontinueerd wordt, een wezenlijke breuk met het geldende recht welke zich, mede gelet op het stadium van behandeling van de wetswijziging, niet voor anticipatie leent.
5.5 L'Escaut heeft gelet op het vermelde in aanhef van rov. 2.1 en in rov. 5.2 een gerechtvaardigd belang bij de door haar gewenste definitieve beëindiging van de relatie door het vonnis ten uitvoer te (doen) leggen. Zulks houdt geen misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW in.
5.6 Het voorgaande betekent dat de grieven slagen en dat de vordering van [huurster] alsnog afgewezen behoort te worden, met voordeling van [huurster] in de kosten in beide instanties.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis door de rechtbank Middelburg (sector civiel recht), voorzieningenrechter, in kort geding gewezen tussen partijen;
en opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van [huurster] af;
- veroordeelt [huurster] in de proceskosten van L'Escaut in beide instanties, in eerste aanleg tot op 27 januari 2006 begroot op € 1.298,00 (waarvan € 244,00 voor griffierecht en € 1.054,-- voor salaris gemachtigde) en in hoger beroep tot op deze uitspraak begroot op € 1.274,87 (waarvan € 380,87 voor griffierecht/verschotten en € 894,00 voor salaris procureur);
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In ’t Velt-Meijer, M.J. van der Ven en J.W. van Rijkom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2006 in bijzijn van de griffier.