ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7971

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200700605
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van moord en doodslag in een casino met betrekking tot een Europees Arrestatiebevel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 september 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar voor doodslag, maar het hof heeft moord bewezen geacht en de straf verhoogd naar 14 jaar. De zaak betreft een schietincident in een casino waarbij de verdachte op 29 januari 2005 een persoon genaamd [W.] heeft doodgeschoten en een tweede persoon genaamd [J.] heeft bedreigd met een vuurwapen. De overlevering van de verdachte aan Nederland was bevolen door de Centrale Rechtbank van Instructie van het Nationaal Gerechtshof te Madrid op basis van een Europees Arrestatiebevel. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor de moord en de bedreiging. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor moord en bedreiging met een gevangenisstraf van 14 jaar. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-007006-05
Parketnummer: 09-757102-05
Datum uitspraak: 8 september 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 18 november 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
25 augustus 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van - naar het hof begrijpt - het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde en van het onder 2 primair en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair, 2 subsidiair eerste cumulatief, 2 subsidiair tweede cumulatief en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest. Door de verdachte en de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep van het openbaar ministerie niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Het hoger beroep, zoals ingesteld door de verdachte, is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering evenmin gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit voorzover dit meer omvat dan de doodslag op [W.] en in de vervolging ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Bij uitspraak van de Centrale Rechtbank van Instructie van het Nationaal Gerechtshof te Madrid d.d. 12 augustus 2005 is - zonder dat daaraan enige voorwaarde is verbonden - de overlevering van de verdachte [verdachte] aan Nederland bevolen. Deze uitspraak moet naar het oordeel van het hof gelezen worden in samenhang met het daaraan ten grondslag liggende Europees Arrestatiebevel d.d. 3 mei 2005. In dit arrestatiebevel wordt onder meer melding gemaakt van het volgende, onder:
c)Gegevens betreffende de duur van de straf
"1. Maximumduur van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel die voor het strafbare feit/de strafbare feiten kan worden opgelegd: levenslang."
e)Strafbare feiten - na een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd/de strafbare feiten zijn gepleegd, onder meer inhoudende: "Op 29 januari 2005 is er een persoon genaamd [W.] doodgeschoten (...). Voorts is er getracht een tweede persoon genaamd [J.] dood te schieten, althans is gedreigd hem dood te schieten" -
"Aard en wettelijke kwalificatie van het strafbare feit/ de strafbare feiten en toepasselijke wettelijke bepaling/wetboek:
* Moord cq doodslag meermalen gepleegd (artikel 289 cq 287 van het Wetboek van Strafrecht)".
In eerste aanleg heeft de verdachte bovendien verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij na zijn aanhouding in Spanje aan een Spaanse rechter is voorgeleid die hem heeft medegedeeld dat hij aan Nederland zou worden overgeleverd na beschuldiging van vijf feiten waaronder moord.
Op grond van het bovenstaande, alsmede het gegeven dat bij het Europees Arrestatiebevel d.d. 3 mei 2005 onder meer in Bijlage III de artikelen 289 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zijn bijgevoegd, komt het hof tot het oordeel dat de overlevering van de verdachte door de Spaanse rechter is ingewilligd - voorzover thans van belang - voor de onder 1 tenlastegelegde moord cq doodslag en voor het onder 2 tenlastegelegde.
Het openbaar ministerie is aldus ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor die feiten.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en onder 2 subsidiair tweede cumulatief is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, 2 subsidiair eerste cumulatief en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Moord.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte voor de onder 1 impliciet primair, 2 primair impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte [W.] koelbloedig en op een voor de rechtsorde zeer schokkende wijze om het leven heeft gebracht. Nadat hij zich had voorzien van een geladen vuurwapen heeft de verdachte het slachtoffer [W.] in een uitgaansgelegenheid met dat wapen van dichtbij in het hoofd geschoten. Vervolgens heeft verdachte in diezelfde ruimte [J.] bedreigd door het vuurwapen niet alleen meermalen op die Juleo te richten maar ook tegen diens hoofd te zetten.
Het laat zich aanzien dat de nabestaanden van het slachtoffer [W.] diep getroffen zijn en het slachtoffer [J.] diep geschokt is - temeer waar de bedreiging onmiddellijk op de in zijn aanwezigheid plaatsgehad hebbende moord op [W.] is gevolgd - alsmede dat de overige bezoekers van de uitgaansgelegenheid, die huns ondanks bij de moord en de bedreiging aanwezig waren, diep onder de indruk zijn van deze feiten. Daarbij zijn dit feiten die in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg brengen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 285(oud) en 289(oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en onder 2 subsidiair tweede cumulatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair, 2 subsidiair eerste cumulatief en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest - de detentie in Spanje daaronder begrepen - is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. M.J. Bax-Luhrman en mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. S.A. Commandeur.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 september 2006.