ECLI:NL:GHSGR:2006:AY7341

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/304
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming van echtgenoot voor borgstelling in zakelijke samenwerking

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 augustus 2006, gaat het om de vraag of de toestemming van de echtgenoot vereist was voor een borgstelling in het kader van een zakelijke samenwerking. Appellanten, [X] HOLDING B.V. en [Y] HOLDING B.V., hebben in hoger beroep de afwijzing van hun vorderingen door de rechtbank bestreden. De zaak betreft een samenwerking tussen de appellanten en [de echtgenoot], waarbij de besloten vennootschap TSV-Infra B.V. (later InfraMatics Engineering B.V.) een centrale rol speelde. Appellanten stelden zich borg voor een lening van de ING Bank N.V. en vorderden een boete en schadevergoeding van [de echtgenoot] na een breuk in de samenwerking.

De rechtbank had de vorderingen van appellanten afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof oordeelde dat de Regeling, die de borgstelling betrof, een overeenkomst was die onder artikel 1:88 BW viel, wat betekent dat de toestemming van de andere echtgenoot vereist was. Het hof concludeerde dat de borgstelling niet in de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap viel, en dat de eerdere lening aan Infra niet relevant was voor de beoordeling van de toestemmingseis. Het hof oordeelde verder dat de brief van [de echtgenoot] van 2 mei 2003, waarin de borgstelling werd vernietigd, geldig was, en dat de grieven van appellanten niet konden slagen. Uiteindelijk werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met veroordeling van appellanten in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak: 30 augustus 2006
Rolnummer: 04/304
Rolnr. rechtbank: 03.1064
HET GERECHTSHOF ’S-GRAVENHAGE, derde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
1. [X] HOLDING B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
2. [Y] HOLDING B.V.,
gevestigd te Almere,
appellanten,
hierna tezamen te noemen: [XenY] c.s.,
procureur: mr. P. Rijpstra,
tegen
[de echtgenoot],
wonende te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [de echtgenoot],
procureur: mr. D.G. Lasschuit.
1. Het geding
Bij exploot van 6 februari 2004 zijn [XenY] c.s. in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank 's-Gravenhage tussen partijen gewezen vonnis van 12 november 2003. Bij memorie van grieven - met producties - hebben zij vier grieven aangevoerd, die door [de echtgenoot] bij memorie van antwoord zijn bestreden. [XenY] c.s. hebben daarna een akte genomen. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling van het hoger beroep
2.1 De door de rechtbank in haar vonnis vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden. Ook het hof gaat van die feiten uit.
2.2 Het gaat in deze zaak om het volgende:
- Tussen [XenY] c.s. en [de echtgenoot] bestond een zakelijke samenwerking. Daarbij speelde een rol de besloten vennootschap TSV-Infra B.V., later genaamd InfraMatics Engineering B.V. (hierna: Infra).
- Aanvankelijk bezaten [XenY] c.s. de aandelen (40 stuks) in Infra. Toen was een gezamenlijke vennootschap van [XenY] c.s., zijnde Techno Investments B.V. (verder: Techno) de statutair directeur van Infra. [De echtgenoot] was titulair directeur.
- Infra had gelden geleend van ING Bank N.V. (verder: de Bank), waarvoor [XenY] c.s. zich borg hadden gesteld voor elk een bedrag van ƒ 50.000,- (€ 22.689,01)
- Toen de samenwerking niet meer naar wens verliep zijn [XenY] c.s. enerzijds en [de echtgenoot] anderzijds uit elkaar gegaan. Hiertoe hebben [XenY] c.s. tezamen in totaal 36 aandelen in Intra bij notariële akte van 2 augustus 2002 (productie 1 bij inleidende dagvaarding) verkocht en geleverd aan [de echtgenoot] (28 stuks), [werknemer] (een werknemer van [de echtgenoot], 2 stuks) en twee andere aan [de echtgenoot] gelieerde personen (4 plus 2 stuks). Aldus behielden [XenY] c.s. tezamen 4 aandelen.
- Uit de akte van 2 augustus 2002 blijkt het besluit van die datum van de algemene vergadering van aandeelhouders om [de echtgenoot] in de plaats van Techno tot directeur van Infra te benoemen.
- In de akte is onder meer de in het vonnis onder 1.3 weergegeven regeling opgenomen strekkende tot wijziging - ten gunste van [XenY] c.s. en ten laste van de nieuwe aandeelhouders - van de borgstelling jegens de Bank (verder: de Regeling).
- Tot een wijziging van de borgstelling is het niet gekomen. [XenY] c.s. zijn van oordeel dat (onder meer) [de echtgenoot] daarvan een verwijt is te maken, hetgeen deze betwist. [XenY] c.s. vorderen elk van [de echtgenoot] de in de Regeling voorziene boete ad € 11.344,50 (ƒ 25.000,-) alsmede veroordeling van [de echtgenoot] tot vergoeding van schade, op te maken bij staat. In verband met dat laatste stellen [XenY] c.s. het risico te lopen door de Bank uit hoofde van de ongewijzigde borgtocht te worden aangesproken.
- Nadat de inleidende dagvaarding was betekend heeft [de andere echtgenoot] bij brief van 2 mei 2003 (productie 1 bij CvA) ex artikel 1:89 BW "de borgstelling" vernietigd.
- Bij vonnis van 7 mei 2003 is Infra in staat van faillissement verklaard.
- De rechtbank heeft de vorderingen van [XenY] c.s. afgewezen.
artikel 1:88, lid 1, BW
2.2 Artikel 1:88, lid 1, aanhef en onder c, BW bepaalt onder meer dat een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg verbindt.
ad grief 1 (Ro'n 3.1-3.3 van de rechtbank): "overeenkomsten die ertoe strekken"
2.3 De Regeling is een (onderdeel van een) overeenkomst die er in de zin van de genoemde wetsbepaling specifiek toe strekt dat [de echtgenoot] zich (onder de opschortende voorwaarde dat de Bank daarom zou verzoeken) jegens de Bank als borg verbindt.
Aan dat oordeel staat niet in de weg dat de Bank geen partij bij de Regeling was.
Voor de opvatting van [XenY] c.s. die inhoudt dat de Regeling slechts in de zin artikel 1:88 BW zou strekken tot borgstelling door [de echtgenoot] jegens de Bank indien (ook) de Bank bij de Regeling partij zou zijn geweest, vindt geen steun in de bewoordingen of de ratio van artikel 1:88 BW.
De genoemde opvatting van [XenY] c.s. zou tot gevolg hebben dat de ene echtgenoot zich zonder toestemming van de andere echtgenoot kan verbinden om zich als borg te stellen, hetgeen op grond van artikel 1:88, lid 2, BW (dat de binding aan voorafgaande rechtshandelingen regelt) het toestemmingsvereiste voor de borgstelling zelf zou ontkrachten. Bovendien houdt die opvatting in dat de ene echtgenoot zich zonder de toestemming van de andere echtgenoot in de positie kan brengen dat indien de borgtocht niet wordt verleend, hij aansprakelijk wordt voor de gevolgen van het uitblijven van de borgtocht, hetgeen in de regel voor de echtgenoten samen geen andere financiële risico's inhoudt dan de borgtocht zelf. Dit alles laat zich niet rijmen met de ratio van artikel 1:88 BW.
ad grief 2, gedeeltelijk (Ro'n 3.4-3.5): "anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf"
2.4 Uit de stellingen van [XenY] c.s. volgt niet dat [de echtgenoot] een beroep of bedrijf uitoefende waarin een aandelentransactie waarvan de Regeling deel uitmaakt, of de beoogde borgstelling, als een gebruikelijke transactie kan worden aangemerkt.
artikel 1:88, lid 5, BW
2.5 Artikel 1:88, lid 5, BW bepaalt onder meer dat geen toestemming als hiervoor bedoeld is vereist, indien de desbetreffende rechtshandeling wordt verricht door een bestuurder van een besloten vennootschap, die alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen houdt en mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.
ad grief 2, nader
2.6 Niet voldaan is aan het in genoemd lid 5 gestelde vereiste dat de desbetreffende rechtshandeling moet zijn geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap. Dat vereiste houdt een wezenlijke beperking van de uitzondering van lid 5 in. De toestemming van de andere echtgenoot is op grond van die bepaling alleen dan niet vereist indien de rechtshandeling waarvoor de in artikel 1:88, lid 1, sub c, BW bedoelde zekerheid wordt verstrekt zelf behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van een bedrijf plegen te worden verricht (HR 14 april 2000 en HR 8 juli 2005).
2.7 De aandelentransactie waarvan de Regeling deel uitmaakt is niet geschied ten behoeve van de hiervoor nader aangegeven normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap, doch betreft afspraken tussen komende en vertrekkende aandeelhouders van die vennootschap. Dat de eerdere lening van de Bank aan Infra waarvoor [XenY] c.s. zich toen als borg hebben gesteld wel ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van Infra is verstrekt doet daaraan niet af.
voorts
2.8 Bij memorie van gerieven hebben [XenY] c.s. aan [de echtgenoot] gevraagd informatie te verschaffen over de datum waarop hij van C.L. [de echtgenoot]-de Goede is gescheiden. Bij memorie van antwoord is aangevoerd dat [de echtgenoot] op 29 juli 2003 gescheiden is. Hoewel [XenY] c.s. daartoe de gelegenheid hebben gehad (zij hebben nog een akte genomen) hebben zij dit laatste niet betwist. Aldus staat vast dat C.L. [de echtgenoot]-de Goede toen zij de onder de feiten vermelde brief van 2 mei 2003 schreef, de echtgenote van [de echtgenoot] was. Overigens is op grond van artikel 1:89, lid 3, BW slechts bepalend of het huwelijk ten tijde van het totstandkomen van de Regeling nog bestond, aan welk vereiste is voldaan.
2.9 Grief 2 houdt mede in dat de toenmalige echtgenote van [de echtgenoot] de Regeling niet heeft vernietigd, omdat de brief van 2 mei 2003 een verkeerde rechtshandeling (de niet verleende borgtocht zelf) als object van de beoogde vernietiging had. Deze grief faalt aangezien het [XenY] c.s. gelet op de inhoud van de hele brief van 2 mei 2003, met name de tweede alinea daarvan, in redelijkheid duidelijk had moeten zijn dat met die brief werd beoogd om de Regeling - in elk geval wat betreft de voorwaardelijke verplichting van [de echtgenoot] om zich jegens de Bank als borg te stellen - te vernietigen.
2.10 De derde grief behoeft geen bespreking aangezien daarmee een uitsluitend ten overvloede door de rechtbank gegeven oordeel is bestreden.
2.11 De vierde grief (aangeduid als grief 5) heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis.
2.12 Het bewijsaanbod van [XenY] c.s. wordt gepasseerd als niet ter zake doende. Dat aanbod mist ook de vereiste specificatie.
2.13 Aangezien alle grieven falen zal het vonnis worden bekrachtigd, met veroordeling van [XenY] c.s. in de kosten van het geding in beroep.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [XenY] c.s. in de kosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [de echtgenoot] worden bepaald op € 385,- aan verschotten en € 1.158 (tarief III, 1 punt) aan salaris voor de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H.W. de Planque, E.J. van Sandick en
M.A.F. Tan-de Sonnaville, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2006 in aanwezigheid van de griffier.