GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 augustus 2006
Rekestnummer. : 1573-H-05
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-1880
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. S.I. Soekarman,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. A. Steutel.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 23 december 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 18 oktober 2005.
De moeder heeft op 7 februari 2006 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vader heeft op 28 februari 2006 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 2 februari 2006 en 2 maart 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 19 mei 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: partijen, bijgestaan door hun procureurs. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is ten aanzien van de kinderalimentatie voor het nog minderjarig kind, te weten: [kind], geboren op [geboortedatum], verder: [kind], de behoefte van de moeder en de draagkracht van de vader.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de kinderalimentatie op nihil te stellen, dan wel op een bijdrage als het hof zal vermenen te behoren.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader af te wijzen, dan wel de vader niet-ontvankelijk te verklaren of subsidiair de bestreden beschikking te vernietigen en een bijdrage op te leggen die het hof redelijk en billijk voorkomt, met ingang van de datum van de in deze te geven beschikking. Voorts stelt de moeder in haar incidentele appel dat voor de vader van een inkomen moet worden uitgegaan van € 1.126,50 netto per maand. Als het hof de beschikking van de rechtbank wijzigt, vraagt de moeder het hof de wijziging eerst vast te stellen per datum beschikking van het hof.
4. De vader verzet zich daartegen en verzoekt het hof de verzoeken van de moeder in incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
5. Ten aanzien van de eerste, tweede, derde en vierde grief van de vader, waarin de vader de behoefte van het kind aan de orde stelt, overweegt het hof als volgt.
6. Ter terechtzitting van het hof is komen vast te staan dat de moeder ten tijde van het huwelijk van partijen niet werkte. Voor het bepalen van de behoefte van het kind zal derhalve alleen uit worden gegaan van de inkomsten, die de vader ten tijde van het huwelijk had. Ter zitting van het hof heeft de moeder onbetwist gesteld dat de vader tijdens het huwelijk steeds af en toe werkte. Het hof gaat er, gelet op overige zich in het dossier bevindende stukken betreffende het inkomen van de vader, vanuit dat de vader daarmee een minimaal inkomen genereerde. Deze inkomsten in aanmerking nemend, stelt het hof de behoefte van het kind overeenkomstig het standpunt van de vader vast op € 115,- per maand.
7. Het hof zal vervolgens de draagkracht van de vader te bespreken.
8. In zijn vijfde grief stelt de vader dat de rechtbank niet de norm voor een alleenstaande had moeten toepassen, maar de gezinsnorm. Hij voert hiertoe aan dat zijn huidige echtgenote de zorg heeft over hun dochter van vijf jaar oud en dat op 8 april 2006 een tweede kind is geboren. Bovendien heeft zij geen arbeidsverleden en derhalve ook geen verdiencapaciteit. De moeder heeft de stelling van de vader gemotiveerd betwist.
9. Het hof overweegt het volgende. Naar het oordeel van het hof heeft de vader niet, althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn huidige echtgenote niet kan werken. Weliswaar is komen vast te staan dat zij thans de zorg heeft voor twee jonge kinderen. Echter niet is komen vast te staan dat zij in het verleden niet heeft kunnen werken, althans dat zij niet naast de zorg voor de kinderen werkzaamheden kan verrichten. Gelet hierop gaat het hof er vanuit dat zij enige verdiencapaciteit heeft. Het hof zal in het onderhavige geval uitgaan van de norm voor een éénoudergezin, nu het hof aan de echtgenote van de vader enige verdiencapaciteit toedicht.
10. De moeder stelt in haar eerste grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vader een inkomen geniet van € 867,- netto per vier weken, exclusief vakantiegeld. Zij voert hiertoe aan dat de vader, ondanks het feit dat hij thans werkloos is, redelijkerwijs in staat moet worden geacht om een inkomen te genereren, dat in ieder geval 30% hoger ligt dan zijn WW-uitkering. Voorts is onduidelijk of hij gedurende het gehele jaar 2005 een WW-uitkering had. De vader heeft een en ander gemotiveerd betwist.
11. Het hof zal bij het bepalen van de draagkracht van de vader uitgaan van een fiscaal loon van € 16.800,- zoals vermeld op de jaaropgave 2005 van UWV betreffende de WW-uitkering van de vader. De moeder heeft immers haar stelling dat de vader in staat is een hoger inkomen dan zijn WW-uitkering te genereren, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vader, niet aannemelijk gemaakt. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de vader uit hoofde van zijn WW-uitkering verplicht is te solliciteren, alsmede dat de vader ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij thans een opleiding tot chauffeur volgt teneinde aan het werk te komen.
12. In zijn zesde grief stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn woonlasten van € 250,- netto per maand. Voorts stelt hij dat de rechtbank niet de helft van de woonlasten in aanmerking had dienen te nemen, maar de gehele woonlasten. De moeder heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.
13. Naar het oordeel van het hof heeft de vader voldoende aannemelijk gemaakt dat de huur € 427,- per maand bedraagt en de huurtoeslag € 177,- per maand. Het hof houdt derhalve in beginsel rekening met een netto huurlast van € 250,- per maand. Het hof is echter anders dan de vader, gelet op hetgeen hiervoor onder 9. is overwogen ten aanzien van de nieuwe echtgenote van de vader, van oordeel dat de echtgenote van de vader geacht kan worden voor de helft bij te dragen in de huurlasten, zodat met een bedrag van € 125,- per maand aan woonlasten rekening zal worden gehouden.
14. Ter zitting van het hof heeft de vader verklaard dat alle schulden die hij thans heeft, met uitzondering van de schuld bij de gemeente Delft, zijn ontstaan na het huwelijk van partijen. Dit betreft derhalve de schuld aan de DSB-bank, de Inter-Bank, de Postbank en de gemeente [woonplaats]. Met dergelijke schulden wordt slechts rekening gehouden, wanneer de noodzaak tot het aangaan van de schulden aannemelijk is gemaakt. Nu de vader dit niet heeft gedaan, zal het hof met deze schulden geen rekening houden. Evenmin houdt het hof met de schuld bij de gemeente Delft rekening, nu de vader niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk op deze schuld aflost. Gelet op het voorgaande behoeft de zevende grief van de vader geen (verdere) bespreking meer.
15. Het hof houdt – anders dan door de vader in zijn achtste grief is betoogd – slechts rekening met een bedrag van € 43,- per maand aan omgangskosten, nu de moeder ter zitting van het hof onbetwist heeft gesteld dat omgang tussen de vader en het kind thans slechts ongeveer één weekend per maand plaatsvindt, doch de moeder in haar verweerschrift ermee akkoord gaat dat rekening wordt gehouden met een bedrag van € 43,- per maand aan omgangskosten.
16. Het hof houdt rekening met een ziektekostenpremie van € 114,- per maand, verminderd met de gemiddelde nominale premie, nu deze niet is betwist.
17. Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de vader thans ontoereikend is om kinderalimentatie aan de moeder te voldoen, zodat de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd. Het hof zal het inleidend verzoek van de moeder alsnog afwijzen.
18. Nu de vader geen draagkracht heeft om een kinderalimentatie aan de moeder te betalen, behoeven de negende en tiende grief van de vader geen bespreking meer.
19. Ter zake het incidentele appel overweegt het hof als volgt. Voor het inkomen van de vader verwijst het hof naar hetgeen het hof hierover heeft overwogen. Ondanks het feit dat de vader in eerste aanleg onvoldoende financiële gegevens in het geding heeft gebracht, is het hof van oordeel dat hieraan wat betreft de termijn zoals de moeder stelt geen gevolg aan behoeft te worden verbonden.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de moeder alsnog af;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Husson en Zonnenberg, bijgestaan door mr. Janssen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2006.