ECLI:NL:GHSGR:2006:AY6174

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
850-R-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Stille
  • J. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het hoger beroep en proceskostenveroordeling in familierechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, heeft de vader, verzoeker in hoger beroep, zijn hoger beroep per fax ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling. De zaak betreft een familierechtelijke kwestie waarin de vader in hoger beroep was gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam. De mondelinge behandeling vond voor het eerst plaats op 17 februari 2006, maar de vader en zijn raadsvrouwe waren wegens ziekte niet verschenen. De behandeling werd aangehouden. Tijdens de voortzetting op 10 mei 2006 was de vader opnieuw niet aanwezig, terwijl de moeder en haar advocaat wel verschenen. De advocaat van de vader heeft per fax laten weten dat de vader het hoger beroep per direct wenste in te trekken. Het hof oordeelde dat de vader, door het hoger beroep vlak voor de mondelinge behandeling in te trekken zonder enige grond, de moeder nodeloos op kosten heeft gejaagd. Het hof heeft de vader daarom veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, begroot op € 2.926,-, bestaande uit vastrecht en salaris van de procureur. De vader werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, wat betekent dat zijn grieven niet meer konden worden onderzocht. De beschikking is gegeven op 14 juni 2006 en is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak : 14 juni 2006
Rekestnummer : 850-R-05
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 04-2294
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Capelle aan den IJssel,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E. Kars,
tegen
[verweerster],
wonende te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.C. Grootveld.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 18 juli 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 27 april 2005.
De moeder heeft op 1 september 2005 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 29 juli 2005 en 20 december 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 13 oktober 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Op 17 februari 2006 is de zaak mondeling behandeld alwaar verschenen zijn de moeder en haar advocaat mr. G.E van der Pols. Aangezien de vader en zijn raadsvrouwe, mr. F.O. Ligeon-Merton, diezelfde ochtend lieten weten wegens ziekte verhinderd te zijn om voor het hof te verschijnen, heeft het hof de verdere behandeling van de zaak aangehouden.
Op 10 mei 2006 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen is: de moeder, bijgestaan door mr. G.E. van der Pols, advocaat te Rotterdam. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling is bij het hof een faxbericht binnengekomen van mr. F.O. Ligeon-Merton. In dit faxbericht geeft zij aan dat de vader het hoger beroep per direct wenst in te trekken en daarom niet met haar cliënt zal verschijnen.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De intrekking van het hoger beroep heeft tot gevolg dat, nu de door de vader aangevoerde grieven niet meer kunnen worden onderzocht, hij in zijn hoger beroep niet meer kan worden ontvangen.
2. Het hof overweegt verder als volgt.
Op 17 februari 2006 is de onderhavige zaak voor de eerste keer mondeling behandeld. Toen zijn de vader en zijn raadsvrouwe wegens ziekte niet verschenen. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak vervolgens aangehouden. Ter zitting van 10 mei 2006 zijn de vader en zijn raadsvrouwe wederom niet verschenen. Aldaar heeft de raadsman van de moeder daarnaar gevraagd verklaard dat tussen de raadslieden na 17 februari 2006 geen enkel nader overleg heeft plaatsgevonden. Het hof is van oordeel dat de vader, door het hoger beroep vlak voor de mondelinge behandeling bij faxbericht in te trekken zonder dat daarvoor enige grond is gebleken, de moeder nodeloos op kosten heeft gejaagd. Mede bezien in het licht van de hiervoor weergegeven omstandigheden ziet het hof in de handelwijze van de vader genoegzaam reden gelegen om hem te veroordelen in de proceskosten van het geding in hoger beroep.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt de vader in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de moeder begroot op € 2.926,-, gespec-ficeerd als volgt:
- vastrecht: € 244,-;
- salaris procureur: € 2.682,-,
te betalen aan de griffier van dit hof, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Stille en Husson, bijgestaan door mr. Sierksma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2006.