ECLI:NL:GHSGR:2006:AY5614

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200236906
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M.P. Flint-Van Noort
  • D. Jalink
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing in een bank met schoten gelost door de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot afpersing in een bank, waarbij hij met een doorgeladen vuurwapen het bankfiliaal binnenging en schoten heeft gelost. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd voor wat betreft de gekwalificeerde doodslag. Het hof oordeelde dat niet eenduidig was vastgesteld waar de getuige S. zich bevond op het moment van de schoten, waardoor de verdachte van dit onderdeel werd vrijgesproken.

Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een bankoverval gepleegd, wat door de slachtoffers als zeer bedreigend werd ervaren en bij de burgers angstgevoelens teweegbracht. Het hof heeft in zijn overwegingen de impact van het delict op de slachtoffers en de samenleving meegenomen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest, voor de poging tot afpersing. De uitspraak is gedaan na het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, waar de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002369-06
Parketnummer: 10-691462-05
Datum uitspraak: 3 augustus 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 13 april 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
20 juli 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd. Hierbij heeft het hof overwogen dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet volstrekt eenduidig duidelijk is geworden waar de getuige [S.] zich bevond op het moment dat de verdachte de twee schoten heeft gelost, waarvan de kogels via de wand respectievelijk een verwarmingsplaat in een kastdeurtje achter deze [S.] zijn terechtgekomen. De verdachte moet derhalve van het hem onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een bank overvallen. Hij is met een doorgeladen vuurwapen het tijdelijk in een kleine portakabin gevestigde bankfiliaal binnengegaan en heeft geroepen dat hij geld wilde. Al direct bij binnenkomst en vervolgens nadat de directeur van het bankfiliaal, die zich met twee andere personeelsleden achter de balie bevond, te kennen had gegeven dat er geen geld aanwezig was, heeft de verdachte in het filiaal, waar zich op dat moment personeelsleden en klanten bevonden, schoten gelost. Verdachte heeft zich, met het oog op eigen financieel gewin, schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Een dergelijk feit wordt doorgaans door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend ervaren. Daarnaast brengt het bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45(oud) en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M.P. Flint-Van Noort, mr. D. Jalink en mr. D.J.C. van den Broek, in bijzijn van de griffier mr. S.A. Commandeur.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 augustus 2006.