ECLI:NL:GHSGR:2006:AY5417

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200666005
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.C.H. Koning
  • H.W.J. de Groot
  • G.J.W. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord met licht verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, die in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond verblijft, is beschuldigd van medeplegen van poging tot moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten zijn als volgt: de verdachte en zijn broer hebben een medebewoner bedreigd en vervolgens, na een confrontatie, deze persoon met een mes en schroevendraaier verwond. Het slachtoffer heeft hierdoor diverse steek- en snijwonden opgelopen, maar kon ernstiger letsel voorkomen door ingrijpen van omstanders.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, wat is bevestigd door een psychologisch rapport. De psycholoog concludeert dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, met narcistische, antisociale en afhankelijke kenmerken. Ondanks deze vermindering van toerekeningsvatbaarheid, wordt het gedrag van de verdachte grotendeels als zijn keuze beschouwd. Het hof heeft geen meerwaarde van TBS boven detentie gezien en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met de mogelijkheid om een penitentiair programma te volgen tijdens zijn detentie.

De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde is vastgesteld en de verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006660-05
Parketnummer: 10-630043-05
Datum uitspraak: 1 augustus 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 1 november 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Huis van Bewaring "De Schie" te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 juli 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 impliciet primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat
en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 impliciet primair bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot moord.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte
is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Nadat een medebewoner had ontdekt dat de verdachte en zijn broer stroom onttrokken uit de gemeenschappelijke kelderruimte onder het appartementencomplex heeft deze medebewoner hen hierop aangesproken, waarna hij door de verdachte en zijn broer is bedreigd met de dood. Daarop zijn zij door de politie aangehouden en als verdachten gehoord. Nadat zij de volgende dag in vrijheid waren gesteld, zijn de verdachte en zijn broer, zodra zij deze persoon uit hun appartement op straat zagen, de trap afgerend en hebben zij zich op hem gestort en hem met een mes en schroevendraaier in het lichaam gestoken, als gevolg waarvan hij diverse steek- en snijwonden heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft slechts door zijn eigen optreden en doordat hij door buren werd ontzet ernstiger gevolgen kunnen ontlopen.
Voor het slachtoffer zal in het bijzonder het onder 1 bewezenverklaarde direct levensbedreigende feit een zeer schokkende ervaring zijn geweest, waar hij - mede gelet op de mogelijk blijvende littekens - nog geruime tijd de nadelige gevolgen van zal ondervinden. Voorts moet het een traumatische ervaring zijn geweest voor de echtgenote en de zeer jeugdige jongste zoon van het slachtoffer die hem hebben gezien terwijl hij onder het bloed zat, alsmede voor toevallige voorbijgangers die getuige waren van dit ernstige feit.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport d.d. 20 september 2005 van drs. J.J. van der Weele, psycholoog, waarin het navolgende wordt geconcludeerd: Bij verdachte is sprake van een zodanige scheefgroei van de persoonlijkheid dat kan worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De psycholoog constateert dat narcistische, antisociale en afhankelijke kenmerken in de persoonlijkheid van de verdachte ook ten tijde van het tenlastegelegde bestonden. Indien de onderhavige strafbare feiten worden gezien als een soort van "acting-out" gedrag - mede - ten gevolge van spanningen die in de voorafgaande jaren waren opgelopen en daarbij het onvermogen van de verdachte
om met die spanningen en problemen om te gaan wordt meegewogen, kan worden geconcludeerd dat de verdachte
ten tijde van het tenlastegelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Dit neemt niet weg dat het gedrag van verdachte toch grotendeels als zijn keuze wordt gezien. De psycholoog acht het het beste voor de verdachte een traject dat tijdens de detentie, bijvoorbeeld middels een penitentiair programma, kan worden ingezet en na detentie voortgang kan vinden binnen het kader van een verplicht reclasseringscontact. In het geval van de verdachte wordt nog niet direct de meerwaarde van de TBS boven een detentiestraf gezien.
Het hof neemt de conclusie met betrekking tot de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte over.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 28 juni 2006, eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof overweegt dat de door de raadsman voorgestelde deels voorwaardelijke gevangenisstraf uitsluitend kan worden opgelegd in geval een gevangenisstaf van maximaal drie jaren zou worden opgelegd. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat, gelet op met name het onder 1 bewezenverklaarde feit, niet met een gevangenisstraf van drie jaren kan worden volstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat slechts een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt, waarbij het hof nog opmerkt het van belang te achten dat de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld tijdens zijn detentie een Penitentiair Programma te volgen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45 (oud), 47, 57, 63, 285 (oud) en 289 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders
is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor
de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest
is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf
in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning, mr.
H.W.J. de Groot en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van
de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van
het hof van 1 augustus 2006.
Mr. H.W.J. de Groot is buiten staat dit arrest te ondertekenen.