ECLI:NL:GHSGR:2006:AY5149

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
120-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Dusamos
  • J. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en informatieplicht tussen ouders in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, is de omgang tussen de vader en zijn minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], aan de orde. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 27 januari 2006 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van 1 december 2005. De vader heeft op 3 mei 2006 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2006 hebben beide ouders verklaard te willen werken aan contactherstel en gebruik te willen maken van de mediation naast rechtspraak. Het hof heeft besloten de behandeling aan te houden om de ouders de gelegenheid te geven om samen met een mediator tot een oplossing te komen.

De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen, waarbij zij ook de informatieplicht die aan haar is opgelegd, aanvecht. De vader verzet zich tegen de verzoeken van de moeder en stelt dat de huidige omgangsregeling in het belang van de kinderen is. Het hof overweegt dat de communicatie tussen de ouders van groot belang is voor een goede omgangsregeling en dat de ouders de kans moeten krijgen om via mediation tot een oplossing te komen. De zaak is aangehouden tot 30 september 2006, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van goede communicatie tussen ouders in het kader van de omgangsregeling en de rol van mediation in het proces. Het hof heeft de ouders geïnformeerd over de mogelijkheden van mediation en de noodzaak van samenwerking in het belang van de kinderen. De uiteindelijke beslissing over de omgangsregeling en de informatieplicht zal op een later moment worden genomen, afhankelijk van de uitkomsten van de mediation.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 juni 2006
Rekestnummer. : 120-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-5424
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M.M. van Wijk,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. M.N.G.N.H. Brech.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 27 januari 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage van 1 december 2005.
De vader heeft op 3 mei 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 6 februari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 24 mei 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, en de vader, bijgestaan door zijn procureur. Partijen en hun raadslieden heb-ben het woord gevoerd, de raadsvrouwe van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN EN PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en de volgende minderjarige kinderen:
[kind 1], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 1], en
[kind 2], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 2],
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Verder is in geschil de informatieplicht van de moeder.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, een zodanige omgangsregeling vast te stellen als het hof juist acht, zonodig onder gelasting van nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of een andere onderzoeksinstantie. De moeder verzoekt verder de bestreden beschikking ten aanzien van de daarin vastgestelde informatieverplichting te vernietigen; kosten rechtens.
3. De vader heeft het beroep van de moeder gemotiveerd bestreden. Hij verzoekt het hof het be-roep te verwerpen.
4. In haar eerste grief stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat de gedrags- en concentratieproblemen van [kind 2] op school en thuis worden veroorzaakt door de thans tussen de ouders afgesproken omgangsregeling, waarbij de omgang op donderdagmiddag plaatsvindt, en dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet heeft kunnen constateren dat [kind 1] de huidige omgangsregeling te onrustig vindt. De moeder stelt verder dat de rechtbank vervolgens ten onrechte heeft overwogen dat het belang van de kinderen zich er niet tegen verzet dat de omgangsregeling, zoals de ouders deze thans hebben geregeld, ongewijzigd kan worden vastgesteld, zodat het verzoek van de vader zal worden toegewezen. Zij stelt dat de emotionele problemen van [kind 2] niet alleen worden veroorzaakt door de gebrekkige communicatie tussen de ouders, maar ook doordat de huidige omgangsregeling een grote druk op hem legt, en dat zij ook bij [kind 1] enige stress bemerkt. De moeder stelt verder dat het voor de kinderen beter zou zijn als de overdracht in het kader van de omgang zou plaatsvinden in aanwezigheid van beide ouders en dat de omgang aanvangt op vrijdagmiddag om bijvoorbeeld 17.00, waarbij de vader de kinderen thuis ophaalt en eindigt op zondagavond om bijvoorbeeld 19.00 uur, waarbij de vader de kinderen thuis brengt. De moeder stelt tot slot dat zij van mening is dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de vraag welke omgangsregeling in het belang van de kinderen is, met name met betrekking tot [kind 2].
5. De vader betwist dat de huidige omgangsregeling een te grote druk legt op [kind 2]. Hij stelt dat eerder de verstandhouding tussen de ouders debet is aan de problemen van [kind 2]. De vader betwist verder dat het voor de kinderen beter zou zijn als de overdracht in het kader van de omgangsregeling in aanwezigheid van beide ouders zou geschieden. Hij stelt dat het voor de kinderen van groot belang is dat hij regelmatig contact heeft met de school en dat dit contact gewaarborgd is met de huidige omgangsregeling. In dat kader stelt de vader dat hij van de school informatie ontvangt over de kinderen die hij niet van de moeder ontvangt. Hij stelt tot slot dat er geen enkele aanleiding is om de raad onderzoek te laten doen naar de omgangsregeling.
6. In haar tweede grief stelt de moeder dat de rechtbank haar ten onrechte een informatieplicht heeft opgelegd. Zij stelt dat de rechtbank op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat de informatieverstrekking en communicatie tussen de ouders via de kinderen verloopt. In dat kader stelt de moeder dat de communicatie tussen de ouders enige tijd zeer moeizaam verlopen is maar dat zij de communicatie inmiddels via de e-mail hebben opgestart en dat deze goed verloopt. Hieruit kan naar de mening van de moeder voortvloeien dat de ouders in de toekomst ook weer mondeling kunnen communiceren. De moeder stelt tot slot dat zij zich nooit aan haar informatieverplichting heeft onttrokken.
7. De vader stelt dat de rechtbank op juiste gronden een informatieregeling heeft vastgesteld. Hij voert daartoe aan dat de informatieverstrekking vaak via de kinderen verliep (en verloopt) omdat de moeder weigert om belangrijke informatie aan hem te verstrekken. De vader erkent dat tussen de ouders e-mail correspondentie is opgestart, maar dat dit er niet toe heeft geleid dat de informatie beter wordt verstrekt. In dat kader stelt hij dat hij nog steeds veel te weinig informatie heeft over de medische situatie van de kinderen en de schoolkeuze voor [kind 2].
8. Het hof overweegt het volgende.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben beide ouders verklaard te willen werken aan contactherstel en gebruik te willen maken van de zogenaamde ‘mediation naast rechtspraak’. Gelet op het belang van een goede communicatie tussen de ouders bij een omgangsregeling zal het hof, alvorens een beslissing te nemen op de grieven van de moeder, de zaak aanhouden teneinde de ouders de gelegenheid te geven om samen met een mediator tot een oplossing te komen van het geschil dat hen verdeeld houdt. Partijen en hun advocaten zijn over de mediation reeds nader door de griffier van het hof geïnformeerd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
houdt de behandeling aan tot de zitting van zaterdag 30 september 2006 pro forma, ter fine als hiervoor onder rechtsoverweging 8 is vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Dusamos en Van Leuven, bijgestaan door mr. Sierksma als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2006.