ECLI:NL:GHSGR:2006:AY4852
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- J.M.E. In ’t Velt-Meijer
- M.J. van der Ven
- T.L. Tan
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van een in het kader van een concurrentiebeding opgenomen boeteregeling
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om de geldigheid van een boeteregeling die was opgenomen in een concurrentiebeding. De zaak was in hoger beroep aangespannen door Globe Cleaning Amsterdam Schoonmaakdiensten B.V. (GCA) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. GCA had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen [werkneemster], die in dienst was als regiomanager, en stelde dat zij het concurrentiebeding had overtreden door een eigen schoonmaakbedrijf te beginnen en werkzaamheden te verrichten voor klanten van GCA. De rechtbank had de reconventionele vordering van GCA afgewezen, omdat het boetebeding nietig was wegens het ontbreken van de bestemming van de boete.
In hoger beroep heeft GCA de afwijzing van de reconventionele vordering bestreden en de rechtsgeldigheid van het boetebeding aan de orde gesteld. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het boetebeding niet geldig was. Het hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad, waarin was geoordeeld dat een boeteregeling in het kader van een concurrentiebeding niet hoeft te voldoen aan de voorwaarde dat de bestemming van de boete is vermeld. Het hof concludeerde dat het boetebeding rechtsgeldig was en dat GCA een beroep kon doen op verrekening, mits kon worden vastgesteld dat [werkneemster] een boete verschuldigd was.
Het hof oordeelde verder dat [werkneemster] het concurrentiebeding niet had overtreden, omdat zij tijdens haar dienstverband niet bij de klanten van GCA had gewerkt. Hierdoor was er geen sprake van een verbeurde boete. De reconventionele vordering van GCA werd terecht afgewezen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, met verbetering van gronden. GCA werd veroordeeld in de kosten van het principaal beroep.