ECLI:NL:GHSGR:2006:AY3768

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005553-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op vader door zoon met stilettomes in drukke woonwijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die op 21 december 2004 zijn vader op gewelddadige wijze heeft gedood met een stilettomes. De verdachte heeft tijdens de rechtszaak verschillende verweren gevoerd, waaronder de stelling dat hij doodslag had gepleegd in plaats van moord, en dat hij handelde in een toestand van volledige dissociatie. Het hof heeft deze verweren verworpen en geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het delict als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde door zijn vader, die hem en zijn gezin lastigviel. De situatie tussen de verdachte en zijn vader was al lange tijd problematisch, en de verdachte had het mes bij zich om zich te verdedigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de steekpartij kalm en weloverwogen handelde, en dat hij de intentie had om zijn vader te doden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar negen jaar, omdat de ernst van het feit en de omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking kwamen in de eerdere straf. Het hof heeft ook geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit, dat als moord wordt gekwalificeerd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de rapportages van deskundigen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005553-05
Parketnummer(s): 09-901311-04
Datum uitspraak: 12 juli 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 september 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 24 maart 2006, 30 mei 2006 en 28 juni 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verzoek tot aanhouding
De advocaat-generaal heeft bij zijn requisitoir verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de verdachte te doen onderzoeken in het Pieter Baan Centrum.
De raadsman heeft zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
Het hof wijst het verzoek af.
De verdachte heeft op 21 december 2004 zijn vader gedood.
Dr. Kaiser, psychiater, heeft de verdachte gezien op 19 januari 2005, 2 maart 2005 en 13 mei 2005 en prof.dr. Baneke, psycholoog, op 18 februari 2005, 4 en 15 maart 2005 en 19 mei 2005. Beiden hebben rapport omtrent de verdachte opgemaakt en zijn aangaande hun bevindingen gehoord ter zitting zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Het alsnog plaatsen van de verdachte ter observatie in het Pieter Baan Centrum is naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk nu het hof zich voldoende voorgelicht acht.
Verweren
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort weergegeven - de navolgende verweren gevoerd.
Bewijs
1. De verdachte heeft doodslag gepleegd, geen moord.
2. De verdachte heeft gehandeld tijdens een toestand van volledige dissociatie, waardoor het opzet aan zijn daad is komen te ontvallen, zodat vrijspraak moet volgen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte heeft gehandeld verkerende in psychische overmacht en moet deswege worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Toerekeningsvatbaarheid
De verdachte dient ten aanzien van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar te worden verklaard.
Bewijs
Aangaande de bewijsverweren overweegt het hof als volgt, waarbij verwezen wordt naar de verklaringen die door de verdachte (proces-verbaal van verhoor bij de politie, pagina's 143 e.v., 150 e.v. en 156 e.v.), zijn moeder (proces-verbaal van verhoor bij de politie, pagina 134 e.v. en proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 6 juni 2005) en/of zus (proces-verbaal van verhoor bij de politie, pagina 123 e.v., proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 6 juni 2005) bij de politie of rechter-commissaris zijn afgelegd en die zich in het dossier bevinden alsmede de verklaringen afgelegd ter zitting in eerste aanleg en/of hoger beroep.
Ad 1. De verdachte en zijn familie hebben vooral in de maanden voorafgaande aan 21 december 2004 in spanning geleefd. De verhouding met vader - het slachtoffer - was al veel langer problematisch. Hoewel vader en moeder officieel gescheiden waren bleven zij wel feitelijk, met de verdachte en zijn zus, als gezin bij elkaar wonen in het huis van moeder. Nadat de verdachte zijn eigen gezin had gesticht, woonde hij met zijn vrouw en kinderen in dezelfde portiek als moeder. De verhouding met vader is onder druk komen staan vanaf het moment dat moeder, vader niet meer in haar huis wilde ontvangen of anderszins contact met hem hebben. Moeder verbrak uiteindelijk het contact met vader en verbood hem nog bij haar te komen naar aanleiding van een controle van de Sociale Dienst. Vader kon dit niet accepteren en - nadat hij in huis bij de zus van de verdachte was gaan wonen, juist om de hoek bij de woning van de verdachte - begon hij zijn gezin lastig te vallen. De zus van de verdachte is toen weer bij haar moeder gaan wonen. De situatie werd door de verdachte, zijn vrouw, moeder en zus in toenemende mate als beklemmend ervaren omdat vader moeder niet met rust wilde laten. De verdachte, die van kinds af aan vaders oogappel was geweest, probeerde te bemiddelen zonder daarmee resultaat te boeken.
Vader verslonsde, werd fysiek en telefonisch opdringeriger en verbaal agressiever, aanvankelijk tegen moeder maar ook tegen de verdachte, die zich uiteindelijk ook bedreigd voelde door vader; door uitlatingen van vader was hij bevreesd - zo heeft de verdachte bij herhaling verklaard - dat vader zijn kinderen, vrouw en moeder zou doden.
"Was vader maar dood", is volgens de verklaring van moeder ter terechtzitting in hoger beroep tussen haar en de verdachte wel eens ter sprake gekomen in de maanden voorafgaande aan 21 december 2004. De rust zou dan weer keren.
In de eerste week van december 2004 is vader naar het huis van zijn schoondochter gegaan en heeft hij daar zijn 'laatste wil' op tafel gedeponeerd met de mededeling dat hij er een 'eind' aan ging maken.
De verdachte mailt aan een 'chat'-vriendin: "(...) als het goed is heb ik net afscheid genomen van mijn vader" (p.368). Maar vader doodt zichzelf niet; hij is 's avonds weer in de portiek van de verdachte en zijn moeder. "Hij durfde niet, de lafaard, omdat het te donker was", zo verklaart de verdachte hierover ter zitting in hoger beroep.
Op een avond medio december 2004 zit vader - die nog immer een sleutel had van de woning van zijn zoon - in het donker in diens huis met de deur op slot gedraaid. Hij had zich kennelijk in de woning verschanst en toen de vrouw van de verdachte en zijn zus in de woning kwamen, zagen ze vader staan. Zij hebben de politie gebeld. Vader is aangehouden wegens huisvredebreuk en overgebracht naar het politiebureau. Ergernis en angst lopen zo steeds verder op.
Moeder en zus houden het niet meer uit en vertrekken naar Zeeland. De verdachte en zijn vrouw halen hen weer op omdat de moeder van de verdachte niet zonder haar kleinkinderen kan leven, zo heeft zij verklaard ter zitting in hoger beroep. Op de zondagavond voor het feit waren ze nog geen uur thuis, of van alle kanten ging de telefoon. Ze zagen dat het vader was. Hij zocht contact, zo verklaart de verdachte ter zitting bij de rechtbank.
De verdachte draagt - volgens zijn eigen verklaring - vanaf veertien dagen vóór het delict het mes waarmee vader is doodgestoken steeds bij zich om zich te kunnen verdedigen tegen vader wanneer deze hem aan zou vallen. Het mes heeft een lemmet van vijftien centimeter lengte en 18 millimeter breedte en is van het type stiletto.
Het is een potentieel dodelijk mes en de verdachte moet zich al die tijd hebben gerealiseerd dat bij gebruikmaking van dat mes, vader dodelijk verwond zou kunnen worden. Kennelijk was de verdachte daartoe ook bereid, aangezien hij juist dit mes steeds bij zich stak terwijl hij, vanwege zijn werk, ook bijna altijd - zo ook op 21 december 2004 - een werk/hobbymes van het type Stanleymes in zijn broekzak bij zich droeg.
De verdachte heeft zijn gedachten omtrent een eventuele 'noodzakelijke verdediging' onderbouwd met de bewering dat vader in vuurwapens handelde en mogelijk met een vuurwapen op zak liep. Zo zou de verdachte voor het laatst nog een maand of acht voor het feit een wapen bij vader thuis op tafel hebben zien liggen.
Verdachtes beweringen over de vuurwapengevaarlijkheid van vader zijn - althans voor wat betreft de actuele situatie - niet aannemelijk geworden. Slechts is vast komen te staan dat vader in 1982 voor een poging tot doodslag en meermalen overtreding van de Vuurwapenwet is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en heeft de moeder van de verdachte verklaard aangaande de wapenhandel van vader in de jaren '70. Van aanwijzingen anders dan de verklaring van de verdachte omtrent enig wapenbezit van vader, in de periode van maanden of dagen voor het delict, is niet gebleken. Evenmin is op vader, nadat hij was neergestoken, een wapen van welke soort of aard dan ook aangetroffen. Bovendien kon de verdachte redelijkerwijs niet aannemen dat hij zich met een mes tegen daadwerkelijk vuurwapengebruik door zijn vader zou kunnen verdedigen.
Maandagavond 20 december 2004, de avond voordat vader is neergestoken, is de verdachte in de loop van de avond thuis gekomen. Hij is daarvoor met de rest van zijn familie - zonder vader - naar een ziekenhuis geweest waar zijn dochter moest zingen.
De verdachte meende (naar bleek ten onrechte) vader bij thuiskomst in de portiek te zien. Volgens zijn zusje in haar verklaring tegenover de rechter-commissaris rende de verdachte erheen. Klaar om hem een pak slaag te verkopen zo verklaart zij tegenover de politie. Zij had hem nog nooit zo gezien. De verdachte ging die avond nog computeren; de verdachte heeft een aantal chat-vriendinnen. Slapen doet hij die nacht slecht want de kinderen zijn veelvuldig wakker.
Op dinsdagmorgen 21 december 2004 gaat de verdachte zwaar vermoeid naar zijn werk, een groothandel in electra materialen aan de Loosduinseweg in 's-Gravenhage. De verdachte gaat die ochtend als gebruikelijk de post halen voor het bedrijf. Volgens de magazijnchef tegenover de rechter-commissaris kon de verdachte een telefoontje verwachten in verband met zijn vader. Als de verdachte terugkomt op het bedrijf - het loopt dan tegen 11:00 uur - wordt hij door zijn vrouw gebeld met de mededeling dat zij door vader op haar werk telefonisch is lastig gevallen; ook haar directe collega is door vader telefonisch benaderd. Direct daarop besluit de verdachte naar huis te gaan, volgens zijn eigen verklaring - ook in hoger beroep - om wat te gaan slapen. Thuis gekomen doet hij zijn joggingbroek aan en gaat in de slaapkamer naar een muziekkanaal op de televisie luisteren. De verdachte krijgt dan trek in een saucijzenbroodje, trekt over zijn joggingbroek een spijkerbroek aan waarin zich zijn Stanley werkmes bevindt, steekt het eerdergenoemde stilettomes bij zich alsmede een houten wapenstok en vertrekt te voet in de richting van de bakker aan de Frambrozenstraat.
De verdachte was goed op de hoogte van de dagelijkse routine van vader en wist dat hij zich omstreeks die tijd ophield, hetzij in de Vlierboomstraat - de straat waar de verdachte woonde - al dan niet in de buurt van de school van de kinderen van de verdachte, hetzij bij de bakker aan de Frambrozenstraat om een broodje te kopen.
Ernaar gevraagd zijnde waarom de verdachte, die naar zijn zeggen sterk onder druk stond van de bedreigingen van vader, niet heeft afgezien van het gaan naar de bakker dan wel elders een broodje is gaan kopen, heeft de verdachte verklaard dat hij zijn leven toch niet kan laten bepalen door zijn vader en dat hij toch wel een broodje mag gaan kopen. Dit antwoord bevreemdt in zoverre dat de verdachte bij de politie en ter zitting omstandig heeft verklaard in welke zin hij het dagelijks leven van zijn gezin en dat van zijn moeder had aangepast om contact met vader op straat of aan de telefoon te vermijden.
De verdachte loopt via de Perenstraat naar de Frambozenstraat; halverwege laatstgenoemde straat ziet hij vader de Vlierboomstraat oversteken en de bakkerij op de hoek in gaan. De verdachte blijft staan en verschuilt zich achter een aldaar geparkeerd staand busje. De verdachte heeft verklaard dat hij toen niet de bakker is ingegaan omdat hij aldaar geen confrontatie met vader wilde.
Volgens een getuige heeft de verdachte ongeveer vier minuten staan wachten achter dat busje, ondertussen door de ramen daarvan kijkend in de richting van de bakker. De verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment "aan de grond genageld is blijven staan" van schrik en niet weg kon van die plaats zonder dat hij - indien het voorgaande voor juist moet worden gehouden - heeft kunnen aangeven waarom hij zozeer schrok. De ontmoeting met vader kon immers niet onverwacht voor hem zijn geweest. Vader komt de bakker uit alwaar hij broodjes heeft gekocht met mogelijk het wisselgeld nog in zijn hand. Hij steekt schuin de Frambozenstraat over en ter hoogte van de voorkant van het busje treft hij zijn zoon. De verdachte heeft verklaard dat hij toen een stap in de richting van zijn vader heeft gedaan en dat er over en weer iets is gezegd; de verdachte zou hebben gezegd: "Hou nou eens op met problemen maken." Volgens de verdachte heeft vader toen zijn hand naar zijn jaszak gebracht en heeft hij, de verdachte, de stiletto gepakt, uitgeklapt en gestoken.
Tegenover de politie heeft de verdachte verklaard dat hij zich die eerste steek herinnert, doch dat heeft hij daarna stellig ontkend. Ook aan de vervolgens met de stiletto toegebrachte overige tweeëndertig steken, zegt de verdachte geen herinnering te hebben. Getuigen die rond dit middaguur op straat zijn zien de verdachte met (grote) kracht op het - inmiddels gevallen - slachtoffer insteken. Uiteindelijk staat de verdachte op, laat het mes vallen en stapt weg. De verdachte heeft toen naar moeder een sms gestuurd: "Mamma ga maar naar huis. Je bent veilig, zorg goed voor de kinderen en geef ze een kus". Dan draait de verdachte een shaggie en steekt dit aan, al leunend tegen een auto; hij blijft rustig wachten tot de politie is gearriveerd.
Getuigen verklaren dat de verdachte, nadat hij het mes had laten vallen, verschillende uitlatingen heeft gedaan, zoals: "Laat hem maar lekker dood bloeden, (pv p.105)" en "Dan gaat ie maar dood" (pv p.120). Allen beschrijven de verdachte als (heel) rustig (pv p.96-116); van een emotionele of fysieke ontlading na deze geweldsexplosie is geen sprake. Op weg naar het politiebureau legt de verdachte aan de agenten uit waarom hij deze daad ten aanzien van zijn vader heeft gesteld en dat hij eigenlijk al wist dat zijn vader in de bakker aanwezig was omdat zijn vader altijd op dat tijdstip naar de bakker gaat.
In het licht van het voorgaande overweegt het Hof dat de verdachte de stiletto bij zich heeft gestoken toen hij naar de bakker ging in de wetenschap dat, indien het tot een confrontatie zou komen, hij vader daarmee dodelijk zou (kunnen) treffen. De verdachte schrok toen hij vader zag. Het hof gaat ervan uit dat de verdachte schrok omdat het onvermijdelijke moment dat de verdachte moest doen wat hij 'moest' doen gekomen was. Dat zich als gevolg van dat besef een zekere bewustzijnvernauwing bij de verdachte heeft voorgedaan zoals een verdovende angst en een verminderde interactie met de omgeving, staat er niet aan in de weg dat de verdachte toen heeft besloten een confrontatie met vader niet uit de weg te gaan, die confrontatie niet ín de bakkerij te willen laten plaatsvinden en te blijven wachten totdat vader - eventueel - zijn kant op zou komen.
Het hof is van oordeel dat uit de gang van zaken als hierboven beschreven moet worden afgeleid dat de verdachte ruim voor het ogenblik dat hij zijn vader neerstak het besluit heeft genomen een gewelddadige confrontatie met zijn vader - waarbij deze laatste zou kunnen worden gedood in geval van een ontmoeting - niet (langer) uit de weg te gaan. Dat besluit is in ieder geval tot stand gekomen op het ogenblik dat hij de stiletto bij zich stak om die, bij een eventuele ontmoeting op weg naar of van de bakkerij waarheen hij zijn schreden richtte, tegen zijn vader te kunnen gebruiken. Dat de verdachte de uitvoering van dat besluit afhankelijk heeft gesteld van een daadwerkelijke ontmoeting met zijn vader doet daaraan - zeker nu die ontmoeting in de gegeven omstandigheden voor hem niet onverwachts was of redelijkerwijs kon zijn - niet af.
Het hof is van oordeel dat de verdachte, na kalm beraad en rustig overleg opzettelijk op zijn vader met een moordwapen heeft ingestoken op het moment dat deze voor hem stond en dat de verdachte zijn vader dusdoende heeft vermoord.
Ad 2. Hiermee is onverenigbaar dat de verdachte in een toestand van volledige dissociatie zou hebben gehandeld. Het hof wil het bestaan van een dergelijke geestesgesteldheid in zijn algemeenheid niet uitsluiten, maar - gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken en de keuzen die de verdachte daarin gemaakt heeft, gepaard aan zijn uitlatingen en gedragingen na de steekpartij en mede gelet op de verklaring van prof. Baneke ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - heeft het hof de kans dat de verdachte, voorafgaand aan en ten tijde van het delict, in een zodanige geestesgesteldheid heeft verkeerd, als verwaarloosbaar klein geoordeeld.
Het hof acht wel aannemelijk dat tijdens het steken de verdachte (min of meer) ontremd is geraakt.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer dat de verdachte in een toestand van volledige dissociatie het delict heeft begaan.
Met het voorgaande is niet onverenigbaar dat deze - ook voor de verdachte - traumatische gebeurtenis, tijdens het toebrengen van de steken of achteraf een geheugenverlies betreffende de zeer gewelddadige doding van zijn vader, bij de verdachte heeft doen plaatsvinden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het impliciet primair bewezenverklaarde levert op:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Van psychische overmacht is sprake als het plegen van een delict wordt veroorzaakt door een heftige drang, teweeggebracht door feiten en omstandigheden waarmee de verdachte wordt geconfronteerd en waaraan deze geen weerstand heeft kunnen bieden en in redelijkheid ook geen weerstand behoefde te bieden.
Dat vader de verdachte vlak voor hij werd gestoken ernstig verbaal bedreigde is niet aannemelijk geworden, terwijl vader evenmin een (vuur)wapen bij zich droeg. De ontmoeting met vader kan bovendien voor verdachte niet onverwacht gekomen zijn. Van een van buiten komende drang teweeggebracht door acute en prangende omstandigheden, waaronder hetgeen aan het cruciale moment voorafging, was naar het oordeel van het hof op dat ogenblik geen sprake. Niet gezegd kan mitsdien worden dat de confrontatie met vader onvoorzienbaar was.
Het verweer van de raadsman wordt, gelet op het voorgaande, verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Toerekeningsvatbaarheid
Het hof heeft acht geslagen op de volgende rapportages:
- Pro Justitia, psychologisch onderzoek, gedateerd 12 juni 2005, opgemaakt en ondertekend door prof.dr. J.J. Baneke, klinsch & forensisch psycholoog;
- Pro Justitia, psychiatrisch onderzoek, gedateerd 15 juni 2006, opgemaakt en ondertekend door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater.
Op grond van voormelde rapporten alsmede het verhandelde ter terechtzitting, acht het hof aannemelijk dat de verdachte praktisch zijn hele leven, min of meer, gebukt is gegaan onder zijn autoritaire vader die zijn moeder, zijn zuster en hemzelf - ook nadat hij volwassen was geworden - in toenemende mate lastig viel. Ook de zeer nauwe band die moeder had en nog altijd heeft alsmede zijn afhankelijkheid van haar, moet voor de verdachte emotioneel belastend zijn geweest in de aanhoudende conflictsituatie tussen zijn ouders, waarbij de verdachte zich verantwoordelijk voelde voor de oplossing daarvan.
Dr. Kaiser heeft in haar rapport onder meer het volgende geconcludeerd:
"De invloed van de jeugd en de traumatische belevingen van hem van de gezinssituatie zijn van invloed geweest op het tenlastegelegde. In zijn jeugd beleefde betrokkene zijn vader als beangstigend. Toen zijn vader in de laatste maanden forse bedreigingen ging uiten leidde dat bij hem tot het herbeleven van zijn kinderlijke angsten en woede naar zijn vader die hij in zijn jeugd verdrongen had. Hij moest de redder zijn, de bemiddelaar maar faalde daarin. De angst en zijn stijl van coping door te vermijden schoot tekort waardoor hij in een toestand van sterk verhoogde waakzaamheid kwam waarbij hij zijn woede opkropte. Er was sprake van een aanpassingsstoornis bij betrokkene aan die situatie die hij niet adequaat oploste.(..) In relatie tot en ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde feit was er sprake van een aanpassingsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens in de vorm van een vermijdende en afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, zodat hij zijn wil verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen. Onderzoeker adviseert om betrokkene het tenlastegelegde, indien bewezen, verminderd toe te rekenen."
Dr. Kaiser is, ter terechtzitting in hoger beroep, gebleven bij de conclusie dat de verdachte lijdende is aan een aanpassingsstoornis.
Prof. Baneke heeft in zijn rapport onder meer het volgende geconcludeerd:
"Betrokkene beschikte over een zeer gering psychisch weerstandsvermogen, zowel als gevolg van de jarenlange conflictueuze en bedreigende gezinssituatie, als door de recente toename van bedreigingen van de kant van zijn vader, met name ook jegens zijn kinderen. Betrokkene had vermoedelijk een sterke band met zijn vader, waarbij zijn positie vooral gekenmerkt was door onderdanigheid en permanente (onderdrukte) angst voor vader. Waarschijnlijk was hij even (kinderlijk) afhankelijk van zijn vader als van zijn moeder, waarbij moeder door betrokkene als 'mijn alles' werd gezien, terwijl vader meer als de 'overheerser' werd ervaren. Betrokkene stond op een machteloze positie tussen hen in. Betrokkene wist eigenlijk geen uitweg uit het dilemma te vinden. Juist door de voortdurende spanning die dit al gaf, terwijl die spanning in de recente periode was toegenomen, verkeerde betrokkene kort vóór het delict in een nog groter dilemma. Betrokkene heeft nooit eerder agressieve feiten gepleegd. Er is sprake van een unieke situatie, heel specifiek gericht tegen vader.(..)
Op basis van het onderzoek wordt geadviseerd betrokkene ten aanzien van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen."
Prof. Baneke is, ter zitting in hoger beroep gebleven bij de conclusie dat de verdachte lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis/aanpassingsstoornis.
Op grond van het vorenstaande alsmede het verhandelde ter terechtzitting, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van het delict als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het impliciet primair tenlastegelegde en uitgaande van een volledige toerekeningsvatbaarheid, tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene conform de beslissing van de rechtbank.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op klaarlichte dag op straat in een drukke woonwijk met winkels zijn vader op zeer gewelddadige wijze met een stilettomes om het leven gebracht. Door het plegen van deze moord heeft de verdachte zijn vader het meest wezenlijke bezit, zijn leven, ontnomen. Voor de omstanders, die getuige waren van dit feit, moet de dodelijke steekpartij een zeer schokkende gebeurtenis zijn geweest. Een dergelijk misdrijf is bovendien zeer ingrijpend voor de rechtsorde en brengt sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Het hof heeft voorts overwogen dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een stafbaar feit en het delict ook voor de verdachte traumatiserend is geweest; hij zal verder moeten leven met de wetenschap dat hij zijn vader heeft gedood.
Naast de hierboven vermelde Pro Justitia rapportages heeft het hof acht geslagen op een rapportage van Reclassering Nederland, ingekomen op 21 juni 2005, opgemaakt en ondertekend door F.G. Netten, reclasseringswerker en A. Boto, unitmanager.
Aangaande de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte oordeelt het hof als eerder overwogen dat de verdachte ten tijde van het plegen van het delict als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde straf.
Het is op deze grond dat het hof komt tot het opleggen van navermelde zwaardere straf.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot beslissing omtrent de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen conform de beslissing van de rechtbank.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een stilettomes voorzien van een zwartkleurig heft met een lemmet van vijftien centimeter lang en achttien millimeter breed, met behulp waarvan het impliciet primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een houten wapenstok van ongeveer vijfenzestig centimeter lang is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte impliciet primair begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een stanleymes, kleur zwartgeel, merk STANLEY, type breekmes, zal het hof de teruggave gelasten aan "[werkgever]", gevestigd aan [adres], nu de verdachte heeft verklaard dat dit voorwerp aan zijn werkgever toebehoort.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een Sony cassettebandje en een DVD speler, zal het hof de teruggave gelasten aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een stilettomes voorzien van een zwartkleurig heft met een lemmet van vijftien centimeter lang en achttien millimeter breed en een houten wapenstok van ongeveer vijfenzestig centimeter lang.
Gelast de teruggave van een stanleymes, kleur zwartgeel, merk STANLEY, type breekmes aan "[werkgever]", gevestigd aan [adres].
Gelast de teruggave van een Sony cassettebandje en een DVD speler aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. A.J.M. Kaptein en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Tolen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2006.