ECLI:NL:GHSGR:2006:AY3600

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1013-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Scheij
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding met jonge kinderen

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de man en de vrouw na hun echtscheiding, waarbij de vrouw in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De vrouw verzoekt om een aanpassing van de omgangsregeling, zodat zij meer tijd met de kinderen kan doorbrengen. De man heeft de verzoeken van de vrouw betwist en stelt dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is. De zaak is op 15 februari 2006 mondeling behandeld, waarbij beide partijen en hun procureurs aanwezig waren. De vrouw werd bijgestaan door een tolk in de Arabische taal. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij de man de kinderen op bepaalde dagen en tijden bij zich mocht hebben. De vrouw is van mening dat deze regeling te beperkt is en dat de kinderen behoefte hebben aan meer stabiliteit.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is. Het hof heeft besloten om de omgangsregeling te herzien, zodat de vrouw ook de mogelijkheid krijgt om weekenden en woensdagen met de kinderen door te brengen. De nieuwe regeling houdt in dat de man de kinderen om de veertien dagen op vrijdag vanaf 16.00 uur bij zich heeft, en dat de vrouw ook de gelegenheid krijgt om een woensdag per veertien dagen met de kinderen door te brengen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de nieuwe omgangsregeling vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is genomen op 12 april 2006.

Uitspraak

Uitspraak : 12 april 2006
Rekestnummer : 1013-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-5930
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te Gouda,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. F. Holstege,
tegen
[de man],
wonende te Gouda,
verweerder in hoger beroep
hierna te noemen: de man,
procureur mr. J.I.M. van Ede-Pas.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 30 augustus 2005 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 mei 2005.
De man heeft op 30 januari 2006 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 1 september 2005, 14 september 2005 en 24 oktober 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 30 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 12 januari 2006 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 15 februari 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: partijen en hun procureurs. De vrouw werd bijgestaan door een tolk in de Arabische taal, de heer J. Bourik, geboren op 16 november 1973, wonende te Amsterdam, die de belofte volgens de wet heeft afgelegd. De verschenen personen hebben het woord gevoerd, mr. Holstege onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
Ter zitting is de datum van de uitspraak, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen onderling tot overeenstemming te komen, aangehouden tot 12 april 2006.
Na de zitting zijn brieven van beide partijen ingekomen op 13 maart 2006 en op 24 maart 2006. Uit deze brieven blijkt dat partijen er niet in zijn geslaagd om onderling tot overeenstemming te komen. Partijen hebben het hof verzocht een beschikking te geven.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank is geen grief gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en onder meer - uitvoerbaar bij voorraad - de omgangsregeling aldus vastgesteld, dat de man de kinderen bij zich mag hebben:
- éénmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- iedere zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- iedere woensdag van 11.30 uur tot 18.00 uur;
- de helft van de vakanties en de feestdagen in onderling overleg te verdelen, met dien verstande dat [jongste kind] pas bij de man zal overnachten nà 10 augustus 2005 indien zij dan geen borstvoeding meer krijgt.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de man en de twee minderjarige kinderen van partijen:
[oudste kind], geboren op 20 juni 2000, hierna te noemen: [oudste kind], en
[jongste kind], geboren op 10 augustus 2003, hierna te noemen: [jongste kind].
2. De vrouw verzoekt de omgangsregeling als volgt vast te stellen:
- één keer in de twee weken een weekend van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
- één keer in de twee weken een woensdagmiddag van 11.30 uur tot 18.00 uur;
- de helft van de vakanties en feestdagen,
- althans een omgangsregeling te bepalen welke het hof in goede justitie vermeent te behoren,
zulks met vernietiging in zoverre van de bestreden beschikking. De man bestrijdt haar beroep.
3. De eerste grief van de vrouw luidt, dat zij volgens de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling nooit een weekeinde met de kinderen kan doorbrengen. Ook wil zij wel eens een woensdagmiddag met de kinderen doorbrengen. De man gaat, voor de duur dat hij niet werkt, akkoord met een verschuiving van de omgangstijd, mits het aantal dagen ten minste gelijk blijft.
4. De tweede grief luidt, dat de omgangsregeling te uitgebreid is. Zij stelt dat de kinderen, die pas 2 en 5 jaar oud zijn, behoefte hebben aan rust en stabiliteit en dat de huidige omgangsregeling te onrustig is voor de kinderen. De man heeft deze stelling gemotiveerd betwist.
5. Het hof overweegt dat niet gebleken is, dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling niet in het belang is van de kinderen. Volgens de door de man overgelegde verklaring van de leerkracht merkt ze geen verschil in gedrag van [oudste kind] tijdens de dagen die ze bij haar vader doorbrengt ten opzichte van de dagen, die ze bij haar moeder doorbrengt. Blijkens de verklaring van de maatschappelijk werkster zorgt de man goed voor de kinderen. Het hof zal daarom het verzoek van de vrouw afwijzen, voor zover dit tot vermindering van de contacturen tussen de kinderen en de man leidt.
6. Het hof is van oordeel, dat ook de vrouw weekeinden en woensdagen met de kinderen moet kunnen doorbrengen. Nu partijen het hof, gelet op het geschil zoals dat is voorgelegd, enige ruimte laten tot vaststelling van een omgangsregeling die zowel het belang van de kinderen als van de ouders dient, komt het hof tot de navolgende regeling. Eén woensdag per veertien dagen kunnen de kinderen bij de man verblijven, zodat de vrouw ook woensdagen met de kinderen kan doorbrengen. De zaterdag die de man met de kinderen doorbrengt komt te vervallen, teneinde de vrouw in staat te stellen ook een vol weekeinde met de kinderen te zijn. Ter compensatie van de vervallen woensdag en zaterdag per veertien dagen zal het hof de weekeinden, die de man met de kinderen doorbrengt, op vrijdag vanaf 16.00 uur, althans na school, laten ingaan. Hoewel het niet mogelijk is exact compensatie te bieden voor de verschuiving in de contacturen, die met deze regeling plaatsvindt, acht het hof de compensatie van de woensdag en de zaterdag eenmaal per veertien dagen met de vrijdag en de daaraan gekoppelde overnachting van de kinderen bij de man, in voldoende mate passend en in overeenstemming met het belang van de kinderen.
7. Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking, voorzover daartegen beroep is ingesteld, vernietigen en de omgangsregeling aldus vaststellen:
de man mag de kinderen bij zich hebben:
- een weekeinde per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
- een woensdagmiddag per veertien dagen vanaf 12.30 uur tot 18.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
- alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de omgang betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt een omgangsregeling tussen de man en de kinderen, inhoudende;
de man mag de kinderen bij zich hebben:
- een weekeinde per veertien dagen van vrijdag om 16.00 uur tot zondag om 18.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
- een woensdagmiddag per veertien dagen vanaf 12.30 uur tot 18.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
- de helft van de feestdagen en de schoolvakanties;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Scheij en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Arnbak-d'Aulnis de Bourouill als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2006.