ECLI:NL:GHSGR:2006:AX9958

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200485104
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor smaad en laster door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 juli 2004. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor verschillende tenlastegelegde feiten. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich heeft gebaseerd op het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep. De verdachte was beschuldigd van smaad en laster, maar het hof heeft geoordeeld dat niet bewezen is dat de verdachte de eer of goede naam van de aangevers heeft aangetast. Het hof concludeerde dat de brieven die in het geding waren, niet zijn verspreid met het kennelijke doel om de inhoud daarvan openbaar te maken. De aangevers hadden weliswaar gesteld dat de inhoud van de brieven niet waarheidsgetrouw was, maar er ontbraken nadere gegevens die zouden kunnen aantonen dat de uitlatingen de strekking hadden om hen in een ongunstig daglicht te stellen. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat deze feiten waren gepleegd. Het vonnis waarvan beroep kon niet in stand blijven, en het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004851-04
Parketnummer(s): 09-757751-03
Datum uitspraak: 16 juni 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 juli 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 juni 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenis-straf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene en de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3 en 4 is tenlastegelegd, zodat de verdachte van die feiten behoort te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde merkt het hof op dat geen bewijs voorhanden is van de tenlastegelegde periode waarin het feit zou zijn gepleegd, zoals een datum van ontvangst of verzending van het desbetreffende geschrift.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft het hof het volgende overwogen.
Met betrekking tot de brieven waarvan alleen bekend is dat aangever [1] of aangeefster [2] deze hebben ontvangen, acht het hof niet bewezen dat deze brieven zijn verspreid met het kennelijke doel om aan de inhoud daarvan ruchtbaarheid te geven.
Met betrekking tot de twee overige brieven, te weten (1) een brief aan [sportschool] met daarin vermeld dat [1] undercover-agenten zou werven in sportscholen teneinde de illegale drugshandel in sportscholen in kaart te brengen, en (2) een brief aan UWV USZO waarin staat dat [2] een bepaald inkomen over de jaren 1998 tot en met 2001 zou hebben gehad, is het hof van oordeel dat niet bewezen is dat hiermee de eer of goede naam van die [1] en [2] is aangerand. Beide aangevers hebben weliswaar aangegeven dat de inhoud van de brieven niet strookt met de waarheid, doch nadere gegevens ontbreken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de uitlatingen de strekking hadden om hen bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hen in hun eer en goede naam aan te randen.
Bewezenverklaring
(...) etc
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
(...) etc
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Koning, S.K. Welbedacht en J.A. van Kempen, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juni 2006.