ECLI:NL:GHSGR:2006:AX8663

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200650005
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafmotivering chauffeur bij roofoverval op horecagelegenheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die als chauffeur betrokken was bij een gewapende roofoverval op een horecagelegenheid in een Zeeuws dorp. Tijdens de overval werd een (mogelijk nep-)wapen gebruikt om de aanwezigen te intimideren, waarbij iemand met het wapen op het hoofd werd geslagen en twee personen op de grond werden geduwd. De overval leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid in de gemeenschap. De verdachte had eerder al veroordelingen voor gewelds- en vermogensdelicten, maar gaf tijdens de zitting aan spijt te hebben van zijn daden en zijn leven weer op te willen pakken.

Het hof oordeelde dat de verdachte, die op de hoogte was van de plannen van zijn medepassagiers om de overval te plegen, als mededader strafrechtelijk verantwoordelijk was voor zijn rol in de overval. Ondanks zijn minder actieve rol, werd dit meegewogen bij de strafbepaling. De verdachte had ook enkele weken na de overval een mobiele telefoon verduisterd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en legde een gevangenisstraf op van 27 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De tijd in voorarrest werd in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke straf. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van rechtsgelijkheid en speciale preventie in de strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006500-05
Parketnummer(s): 12-700124-05
Datum uitspraak: 2 juni 2006 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Middelburg van 2 november 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Ömer A[.]
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Zuid West, Locatie Torentijd te Middelburg.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 mei 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is als chauffeur opgetreden bij een roofoverval op een horecagelegenheid in een Zeeuws dorp, waarbij een (mogelijk nep-)wapen op de aldaar aanwezigen werd gericht, iemand met dat wapen op het hoofd is geslagen, twee personen op de grond zijn geduwd en een geldbedrag is buitgemaakt. Een dergelijk feit veroorzaakt -niettegenstaande de onprofessionele indruk die de overvallers (aanvankelijk) op de aanwezigen lijken te hebben gemaakt- gevoelens van angst, onrust en onveiligheid, zowel bij de slachtoffers als in de gemeenschap in het algemeen.
Gelet op het feit dat de verdachte tevoren wist dat de als passagiers in zijn auto aanwezige bekenden een overval wilden plegen, zij daatoe gezamenlijk zoekend hebben rondgereden om een geschikt doelwit uit te kiezen, de verdachte die bekenden in de buurt van het gekozen doelwit heeft afgezet, hen heeft opgewacht en hen na de overval met de auto heeft opgepikt en vervolgens heeft gedeeld in de buit, houdt het hof de verdachte als mededader strafrechtelijk verantwoordelijk voor diens betrokkenheid bij de overval. Met diens geringere rol bij de overval zal echter bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening worden gehouden.
De verdachte heeft voorts, enkele weken na de overval, een mobiele telefoon verduisterd.
Uit een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 april 2006 blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van zowel een gewelds- als een vermogensdelict, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven spijt te hebben van zijn handelen en vastbesloten te zijn om zijn werkend leven weer op te pakken.
Rekening houdend met alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel, mede vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en speciale preventie, dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 57, 63, 310, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een op 9 (negen) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf, rekening houdend met de regeling van vervroegde invrijheidstelling, zijnde per 4 juni 2006.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.L.J. van Strien, L.A.J.M. van Dijk, en M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 juni 2006.
Mrs. Van Dijk en Filippini zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.