ECLI:NL:GHSGR:2006:AX7366

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
184-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Labohm
  • A. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van forensisch mediator en kosten ten laste van de griffier in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om de benoeming van een forensisch mediator in een hoger beroep dat is aangespannen door de moeder. De moeder, die procedeert op basis van gefinancierde rechtsbijstand, heeft haar deel van de kosten van het deskundigenonderzoek niet kunnen betalen. Het hof heeft in een eerdere beschikking van 9 november 2005 bepaald dat de behandeling van de zaak zou worden aangehouden tot 25 april 2006. De deskundige, mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, is benoemd om het onderzoek uit te voeren, waarbij de kosten zijn begroot op € 3.500,-. De vader heeft zijn aandeel in de kosten voldaan, maar de moeder heeft dit nagelaten.

In de verdere beoordeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de moeder, gezien haar financiële situatie, geen voorschot kan worden opgelegd voor de kosten van het deskundigenonderzoek. Op basis van artikel 195 derde zin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft het hof besloten dat de kosten die voor rekening van de moeder komen, ten laste van de Rijkskas zullen worden gebracht. Dit betekent dat de overheid de kosten van de deskundige zal dekken, aangezien de moeder niet in staat is om deze zelf te betalen.

Het hof heeft de deskundige opgedragen om te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek, zoals eerder vermeld in de beschikking van 9 november 2005. De behandeling van de zaak is aangehouden tot de zitting van 30 september 2006, waarbij het hof heeft bepaald dat de kosten van de deskundige voor het deel van de moeder ten laste komen van de Rijkskas. Verdere beslissingen zijn aangehouden, en de uitspraak is gedaan op 7 juni 2006 door de rechters T. Labohm en A. van Leuven, bijgestaan door griffier Muller-Rietveld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 juni 2006
Rekestnummer. : 184-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-4382
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. A.H. van Haga,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 9 november 2005, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof onder meer de behandeling van de zaak aangehouden tot zaterdag 25 april 2006 pro forma, ter fine als vermeld onder rechtsoverweging 9 en 10. Het hof heeft tot deskundige benoemd mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, en daarbij bepaald dat ieder der ouders de helft van het bedrag van € 3.500,- , zijnde het begrote voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek, dient te voldoen.
Bij brief van 20 april 2006 heeft de advocaat van de vader, mr. P.J.A. Prinsen, het hof onder meer bericht dat de vader zijn gedeelte van de kosten van het deskundigenonderzoek heeft betaald, doch dat de moeder heeft nagelaten haar aandeel te storten.
Bij brief van 27 april 2006 heeft de griffier van dit hof de moeder in de gelegenheid gesteld op voornoemde brief van de vader te reageren.
Bij brief van 10 mei 2006 heeft de procureur van de moeder het hof onder meer verzocht een forensisch bemiddelaar te benoemen op basis van gefinancierde rechtsbijstand. Bij voornoemde brief zijn brieven van de moeder gevoegd, waarin zij uitlegt waarom zij haar deel de mediation niet kan betalen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Nu vast is komen te staan dat de moeder, die procedeert op basis van een toevoeging, haar deel van de kosten van het deskundigenbericht niet zelf kan dragen zal het hof haar overeenkomstig het bepaalde in artikel 195 derde zin, Rv geen voorschot opleggen en, overeenkomstig artikel 199 lid 3 Rv, het deel van de kosten van de deskundige dat voor rekening van de moeder komt, ten laste van ’s Rijks kas brengen.
2. De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek, zoals in de beschikking van 9 november 2005 onder rechtsoverweging 9 en 10 is vermeld.
BESLISSING
Het hof:
houdt de behandeling aan tot de zitting van 30 september 2006 pro forma;
bepaalt dat de kosten van de deskundige voor wat betreft het deel van de moeder ten laste komen van ’s Rijks kas;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Tanja, Labohm en Van Leuven, bijgestaan door Muller-Rietveld als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2006 .