ECLI:NL:GHSGR:2006:AX6300

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/1452
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De huurder, aangeduid als [huurder], was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst was toegewezen op basis van het aantreffen van een hennepplantage in de verhuurde woning. De rechtbank had vastgesteld dat er 94 hennepplanten waren aangetroffen, wat duidde op een professionele hennepkwekerij, en niet op privégebruik. Het hof overwoog dat de huurder niet alleen gehouden is zich als een goed huurder te gedragen, maar ook het gehuurde overeenkomstig de bestemming moet gebruiken. Het gebruik van de woning voor hennepkweek werd als onacceptabel beschouwd, gezien de risico's die dit met zich meebracht, zoals brandgevaar en schade aan de woning.

De huurder had één grief ingediend, waarin zij haar woonbelang naar voren bracht, maar het hof oordeelde dat dit belang niet opwoog tegen het belang van de verhuurder, Woonbron, bij ontruiming. Het hof bevestigde dat de tekortkomingen van de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst niet van geringe betekenis waren en dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat de huurder in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

Uitspraak: 21 april 2006
Rolnummer: 04/1452
Zaaknummer rechtbank: 555583
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[HUURDER],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [huurder],
procureur: mr. J.A. Korver,
tegen
STICHTING VOLKSHUISVESTINGSGROEP WOONBRON.MAASOEVERS,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Woonbron,
procureur: mr. A.A.Th. Boender.
Het geding
Bij exploot van 21 oktober 2004 is [huurder] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 29 september 2004 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen partijen. [huurder] heeft bij memorie van grieven één grief opgeworpen, die door Woonbron bij memorie van antwoord is bestreden. Tot slot hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd. In het procesdossier van [huurder] ontbreekt het vonnis waarvan beroep.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken staat het volgende vast.
1.1 Woonbron heeft als verhuurder aan [(mede)huurder en [huurder] als huurders verhuurd de woning [adres].
1.2 Op of omstreeks 13 april 2004 heeft de politie aan Woonbron bericht dat in het verhuurde een hennepplantage was ingericht. In een ruimte van zes m2 zijn 94 hennepplanten aangetroffen. Er was voorts de voor een hennepplantage vereiste apparatuur aanwezig.
1.3 [huurder] bewoonde op dat moment het gehuurde, [(mede)huurder] woonde inmiddels elders.
1.4 Bij dagvaarding van 26 mei 2004 heeft Woonbron [(mede)huurder] en [huurder] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam en de ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede de ontruiming van het verhuurde gevorderd.
1.5 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter het gevorderde toegewezen.
2.1 Tegen het vonnis heeft [huurder] één grief naar voren gebracht, waarmee zij het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof heeft willen voorleggen.
3. Het hof overweegt als volgt.
3.1 Blijkens het bepaalde in artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Een huurder is niet alleen gehouden zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen, hij zal het gehuurde ook overeenkomstig de bestemming moeten gebruiken. Het gebruik van (een deel van) een woning voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek, kan niet als zodanig gebruik worden aangemerkt. De rechtbank heeft dan ook terecht relevant geacht dat een hoeveelheid van 94 hennepplanten niet duidt op teelt voor privé-gebruik, maar dat sprake is van een kwekerij, waarmee de rechtbank kennelijk heeft beoogd aan te geven dat het ging om beroeps- dan wel bedrijfsmatige teelt. De omstandigheid dat de planten slechts werden gehouden in één beperkte ruimte, doet hieraan niet af. Het is immers algemeen bekend dat de exploitatie van een hennepkwekerij ernstige risico's voor het gehuurde en de woonomgeving met zich kan brengen, waarbij in de eerste plaats kan worden gedacht aan het brandrisico. Daarnaast zijn de voor een hennepkwekerij vereiste hoge temperatuur en luchtvochtigheid schadelijk voor de woning en is er tevens het risico van stankoverlast. Dat deze risico's zich ook in het onderhavige geval voordeden, is door [huurder] niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Dat het gevaar zich niet heeft verwezenlijkt doet hieraan niet af. Daarom moet worden aangenomen dat [huurder] is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichtingen als huurder.
3.2 Dat de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkomingen de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt is niet gebleken. Het beroep van [huurder] op haar woonbelang (zij staat er – met één minderjarig en één meerderjarig kind – alleen voor, leeft van een bijstandsuitkering en heeft psychische problemen), weegt niet op tegen het belang van Woonbron bij ontruiming wegens een hennepkwekerij. Daarbij is niet relevant dat de gevaarzetting – kennelijk eerst na ingrijpen door de politie – al was opgeheven op het moment dat Woonbron om de ontbinding verzocht. Deze omstandigheid maakt de tekortkomingen voor het verleden immers niet ongedaan.
3.5 Het vorenstaande brengt mee dat de grief faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [huurder] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 29 september 2004 door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, gewezen tussen partijen;
- veroordeelt [huurder] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Woonbron begroot op € 1.135,- (waarvan € 241, - voor griffierecht en € 894,- voor salaris procureur).
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, M.H. van Coeverden en M.J. van der Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2006 in bijzijn van de griffier.