Uitspraak: 31 maart 2006
Rolnummer: 05/539
rolnummer rechtbank: 04/4922
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE,
negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[WERKNEMER],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [werknemer],
procureur: mr. L.M. Bruins
GREENERY UK B.V.,
gevestigd te Maasland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Greenery UK,
procureur: mr. P.S. Kamminga.
Het verloop van het geding
Bij exploot van 28 februari 2005 is [werknemer] in hoger beroep gekomen van de von-nissen van de rechtbank 's-Gravenhage , sector kan-ton, locatie Delft, van 28 ok-tober 2004 en 2 december 2004, ge-we-zen tussen partijen.
Bij me-mo-rie van grieven heeft [werknemer] vier grie-ven - alle gericht tegen het tus-senvonnis en tegen het eind-vonnis voor zover daarin op het tussenvonnis wordt voort-gebouwd - aange-voerd, die door Greenery UK bij memorie van antwoord zijn bestreden.
Daarna hebben par-tijen hun standpunten mondeling doen toelichten op 3 februari 2006, [werknemer] door mr. A.C. van der Bent, advocaat te Rotterdam, en Greenery UK door mr. J.F.M. Wasser, advocaat te 's-Hertogenbosch, ieder onder overlegging van pleitnotities.
Tot slot hebben par-tij-en de stukken overgelegd en arrest ge-vraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals in het tussenvonnis sub 1.1 t/m 1.7 is vermeld, nu daartegen als zodanig niet is op-gekomen.
2. Het gaat, kort gezegd, om het volgende.
2.1. [werknemer] is op 1 oktober 2001 in dienst getreden van de rechtsvoor-gang-ster van Greenery UK. De arbeidsovereenkomst, die was aangegaan voor twaalf maan-den is in verband met gewijzigde omstandigheden op verzoek van Greenery UK ontbonden per 1 mei 2002.
2.2. Artikel 5 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
"Op de arbeidsovereenkomst is de thans geldende CAO van toepassing."
Voormelde bepaling ziet op de CAO voor de Groot-han-del in Aardappelen, Groenten en Fruit (hierna: de CAO).
2.3. In de CAO voor de periode van 1 januari 2001 t/m 30 juni 2002 zijn onder meer de navolgende bepalingen opgenomen:
"Artikel 1
(…)
b) Werknemer: Degene die in dienst is van een werkgever, met uitzondering van de werkne-mer als bedoeld in artikel 2 lid 3.
Artikel 2
1. De arbeidsovereenkomst kan voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd worden aangegaan.
2. Een arbeidsovereenkomst wordt slechts geacht voor bepaalde tijde te zijn aangegaan indien de einddatum duidelijk bepaald of bepaalbaar is en wel in de navolgende gevallen:
- de arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van een kalenderperiode, die niet langer zal zijn dan 12 maanden;
(…)
3. De werknemer, die voor bepaalde tijd korter dan drie maanden is aangenomen, valt niet on-der de toepassing van deze CAO, tenzij nadrukkelijk anders is overeengekomen. Bij ver-lenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van drie maanden of korter met de-zelfde periode, is de CAO van toepassing.
(…)
Artikel 26 D
1. Er is een invaliditeitspensioen ten behoeve van werknemers. Dit invaliditeitspensioen voor--ziet in een aanvulling op de uitkering krachtens de WAO tot 70% van het laatst-ver-diende sala-ris met een maximum van 70% van het maximum WAO-uitkeringsloon. Hiervoor zij verwezen naar de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel, Prins Mauritsplein 29, 2582 ND Den Haag.
2. De verschuldigde premie voor de invaliditeitspensioenregeling zoals vermeld in het vorige lid komt geheel voor rekening van de werknemer vanaf 25 jaar tot en met 64 jaar."
2.3. In de CAO zoals deze geldt vanaf 1 januari 2003 is het invaliditeitspensioen ge-re-geld in artikel 26B. Die bepaling is, voor zover hier van belang, gelijkluidend aan voormeld artikel 26D, met uitzondering van de eerste zin van het eerste lid, die als volgt is geformuleerd:
"De werkgever dient er voor zorg te dragen, dat er een invaliditeitspensioen is ten behoeve van de werknemer."
2.4. Beide CAO's zijn - met uitzondering van het tweede lid van voormelde bepalin-gen ten aanzien van het invaliditeitspensioen - algemeen verbindend verklaard.
2.5. Deelneming in voormeld bedrijfspensioenfonds (hierna: het Bpf) is - globaal ge-sproken en voor zover in deze zaak van belang - voor alle werknemers in de onder-ha-vige bedrijfstak, waar-onder [werknemer], verplicht gesteld uit hoofde van (thans) de Wet verplichte deel-neming in een bedrijfstakpensioenfonds.
Het Bpf heeft een pen---sioenreglement vastgesteld. In artikel 23 daarvan ("regeling voor invaliditeits-pen-sioen") wordt ver-we-zen naar "de door het bestuur volgens een uniforme regeling vast-gestelde voor-waar-den".
In die uniforme regeling is, voor zover hier van belang, onder meer als volgt ver-meld:
- in artikel 2 onder het kopje Deelnemers:
"(…), zijn alle bij de aangesloten onderneming in dienst zijnde werknemers deelnemer in de regeling voor invaliditeitspensioen, ongeacht hun leeftijd of de aard van hun dienstverband."
- in artikel 6:
"Indien het deelnemerschap wordt beëindigd zonder dat de deelnemer door het uitvoerings-orgaan van de WAO is ingedeeld in een klasse met een arbeidsongeschiktheidsgraad van 15% of meer, vervalt de aanspraak".
2.6. Tijdens het dienstverband heeft Greenery UK maandelijks € 31,18 aan "WAO-gat premie" op het (bruto) salaris van [werknemer] ingehouden.
2.7. [werknemer] is op 15 april 2002 arbeidsongeschikt geraakt. Van 15 april 2003 tot 15 oktober 2003 ontving hij een loondervingsuitkering ingevolge de WAO op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid ad € 2.328,34 bruto per maand.
Vanaf laatstge-noemde datum ontvangt hij een vervolguitkering ingevolge de WAO op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid ad € 1.444,64 bruto per maand.
Het verschil tussen deze beide bedragen (hierna: het WAO-hi-aat) bedraagt € 883,70 bruto per maand.
2.8. Ten tijde van het einde van [werknemer]s dienstverband was de wachttijd voor de WAO nog niet verstreken (en op het moment waarop zijn dienstverband bij gebre-ke van tussentijdse ontbinding zou zijn geëindigd evenmin). Op dat mo-ment was nog geen sprake van een indeling als bedoeld in voormeld artikel 6. Het Bpf heeft [werknemer]s verzoek om toekenning van een invaliditeits-pen-si-oen om die reden afgewe-zen.
2.9. In eerste aanleg vorderde [werknemer] veroordeling van Greenery UK tot aan-vulling van zijn WAO-uit-kering tot 70% van zijn laatstverdiende salaris met een maxi-mum van 70% van het WAO-uitkeringsloon, althans een schadevergoeding ter groot-te van die aanvulling.
In het tussenvonnis heeft rechtbank [werknemer] toegelaten tot het bewijs van zijn (door Greenery UK betwiste) stelling dat hij, in verband met zijn voorgenomen uitzen-ding naar Spanje en/of Mexi-co, met directeur Van der Burg uitdrukkelijk heeft gespro-ken over zijn sociale verze-keringsrechtelijke positie, dat hij nadrukkelijk heeft geïnfor-meerd of voor hem een WAO-hiaatverzekering zou worden afgesloten en dat die vraag door Van der Burg zonder meer bevestigend is beantwoord.
In het tussenvonnis is voorts over-wo-gen dat en waarom de vorderingen zullen wor-den afgewe-zen indien voormeld bewijs niet geleverd wordt.
[werknemer] heeft afgezien van bewijslevering, waarna de rechtbank de vordering heeft afgewezen.
3. Met de grieven en de toelichting daarop legt [werknemer] het geschil, behoudens de hierboven sub 1. bedoelde feitenvaststelling, in volle omvang aan het hof voor. Een en ander leent zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt als volgt.
4. [werknemer] is in hoger beroep niet teruggekomen op zijn in eerste aanleg ken-baar gemaakte besluit om af te zien van de bewijslevering waartoe hij door de recht-bank werd toegelaten. Hij heeft ook niet een aan de daaraan in hoger beroep te stel-len eisen voldoend bewijsaanbod gedaan. Dat betekent dat ook in hoger beroep de betreffende (zoals gezegd: door Greenery UK betwiste) feiten niet zijn komen vast te staan en derhalve bij de beoordeling buiten beschouwing blijven.
5. Partijen verschillen in de eerste plaats van mening over de reikwijdte van de ver-plichtingen die voor Greenery UK jegens [werknemer] voortvloeien uit de hierboven sub 2.2. en 2.3. geciteerde bepalingen.
6. Volgens Greenery UK geven die bepalingen [werknemer] slechts aanspraak op een invaliditeitspensioen indien en voor zover dit voortvloeit uit hoofde van het regle-ment en de uniforme regeling van het Bpf. Nu niet in geschil is dat Greenery UK [werknemer] bij het Bpf heeft aangemeld en de be-tref-fende pre-mie heeft in-gehouden en aan het Bpf heeft afgedragen, is er - nu [werknemer] volgens het Bpf niet voldoet aan de voor toekenning van een invaliditeitspensioen gestelde voorwaarden - geen plaats voor enige verplichting van de kant van Greenery UK. Aldus Greenery UK.
7. Volgens [werknemer] heeft hij uit voormelde bepalingen mogen afleiden dat hij bij arbeidsongeschikt geraken tijdens het dienstverband - hetgeen onweersproken het ge--val was - in aanmerking zou komen voor een invaliditeitspensioen ter grootte van het WAO-hiaat, ongeacht of hij op het moment waarop dat WAO-hiaat zich zou voor-doen en het invaliditeitspensioen dus zou moeten ingaan, nog bij Greenery UK in dienst was. Daarbij heeft hij zich onder meer er op beroepen dat bij de uitleg van voor---melde CAO-bepaling onder meer gewicht moet wor-den toegekend aan de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillen-de, op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zou-den leiden. Een overeenkomst voor bepaalde tijd kan volgens de CAO voor maxi-maal twaalf maanden worden aange-gaan. De wachttijd voor de WAO bedraagt ook twaalf maanden. En aangezien een overeenkomst voor bepaalde tijd in de praktijk niet wordt verlengd indien de werk-nemer op dat moment ziek is, zou beperking van het invaliditeitspensioen tot uit-slui-tend werknemers (die aan einde van de wachttijd voor de WAO nog in dienst zijn) tot gevolg hebben dat werkne-mers met een contract voor bepaalde tijd nooit voor een in-validiteitspensioen in aan-merking zouden komen, terwijl zij daar-voor wel premie be-ta-len. Dat kan niet de bedoeling zijn. Aldus [werknemer].
8. Naar het oordeel van het hof brengen de hierboven sub 2.3. geciteerde CAO-be-palingen mee dat [werknemer] er niet zonder meer op had mogen vertrouwen dat hij on-der alle omstandigheden ook na het einde van zijn dienstverband recht zou heb-ben op een invaliditeitspensioen, waarbij het navolgende in aanmerking is geno-men.
8.1. Het betreffende artikel 26 D is opgenomen in een CAO die uitdrukkelijk op ver-schil-len-de soorten arbeidsovereenkomsten van toepassing is. Er is derhalve geen spra-ke van op [werknemer] toegesneden maatwerk.
8.2. Een (invaliditeits)pen-sioen-re-geling be-vat doorgaans een samenstel van regels, het-geen geacht mag worden algemeen bekend te zijn. Nu in artikel 26 D, eerste lid, uit-drukkelijk wordt verwezen naar het Bpf is daarmee voldoende tot uitdrukking ge-bracht dat de betreffende CAO-bepaling niet een uitgewerkte regeling bevat, maar dat voor het antwoord op de vraag of de werknemer een aanspraak heeft, moet wor-den gekeken naar de regeling van het Bpf.
Gesteld noch gebleken is dat de betreffende voorwaarde (kort gezegd: in dienst zijn op het moment van afschatting volgens de WAO; hierna: "de voorwaarde") een zo-da-nig ongebruikelijke is dat [werknemer] daar in de CAO of anderszins op had moe-ten worden gewezen.
8.3. [werknemer]s stelling dat werknemers met een arbeidsover-een-komst voor be-paal-de tijd (volgens de CAO kan dat voor maximaal één jaar) nim-mer voor een inva-li-diteitspensioen in aanmerking komen, omdat er in geval van ziekte in de praktijk nooit contractsverlenging plaatsvindt en dus nimmer aan de voorwaarde wordt voldaan, kan hem niet baten. In de eerste plaats omdat in zijn geval sprake was van aanvang ziekte kort vóór de ontbinding van zijn arbeids-over-eenkomst en de voorwaarde in een dergelijke situatie tot gevolg heeft dat geen recht op uitkering ontstaat, ongeacht of spra-ke was van een overeenkomst voor be-paalde of onbepaalde tijd. Daarnaast is niet uitgesloten dat een werknemer die tij-dens een arbeidsovereenkomst voor be-paal--de tijd ziek wordt wel degelijk voor een invaliditeitspensioen in aanmerking komt, bijvoorbeeld ingeval de ziekmel-ding plaats-vindt nadat de werkgever heeft toegezegd de arbeidsovereenkomst na af-loop van de overeengekomen duur te zullen verlen-gen.
8.4. Ook het gegeven dat premie op het salaris van [werknemer] is ingehouden leidt gelet op het bovenstaande niet tot een ander oordeel. Immers, er zijn diverse situ-a-ties waarin premie wordt be-taald zonder dat uiteindelijk aanspraak op uitkering ont-staat. Bijvoorbeeld bij VUT-re-ge-lingen en bij verzekeringen met uitsluitingsclausules.
8.5. Het bovenstaande brengt tevens mee dat niet gezegd kan worden dat het be-roep op de voorwaarde leidt tot een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaan-vaardbare uitkomst.
9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de grieven falen en dat het eindvonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd. In het dictum van dit arrest zal niets worden op---genomen omtrent het tussenvonnis, aangezien dit geen voor executie vatbare ele-menten bevat. [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroor-deeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft , van 2 december 2004, ge-wezen tussen partijen;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op dit ar-rest aan de zijde van Greenery UK begroot op € 244,= aan verschotten en € 2.682,= aan salaris procureur;
- verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, M.H. van Coe---verden en G.H. Bunt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2006 in aan-we-zig---heid van de griffier.