ECLI:NL:GHSGR:2006:AW4869

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
990-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Gerretsen-Visser
  • A. Reinking
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie voor een minderjarige, hierna aangeduid als [kind]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft op 22 augustus 2005 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 mei 2005. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft op 6 oktober 2005 een verweerschrift ingediend. De vader verzoekt om wijziging van de kinderalimentatie, die volgens hem niet meer haalbaar is door gewijzigde omstandigheden, waaronder het opzeggen van zijn arbeidsovereenkomst en de verwachting van een reorganisatie bij zijn werkgever. Het hof heeft de zaak op 8 maart 2006 mondeling behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.

Het hof oordeelt dat de vader zijn arbeidsovereenkomst op eigen risico heeft opgezegd en dat hij niet voldoende heeft onderbouwd dat er een noodzaak was om dit te doen. De vader had kunnen afwachten en aanspraak maken op een WW-uitkering om aan zijn alimentatieverplichting te voldoen. Het hof concludeert dat er geen rechtens relevante wijzigingen zijn die een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigen. De keuze van de vader om te verhuizen en zijn baan op te zeggen, mag niet ten koste gaan van zijn onderhoudsverplichting jegens [kind].

De moeder heeft gesteld dat de vader inmiddels weer een inkomen uit dienstbetrekking heeft, maar het hof wijst het verzoek van de vader om de zaak aan te houden af, omdat hij verzuimd heeft om tijdig financiële gegevens te overleggen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. De beslissing is genomen door de rechters M. Gerretsen-Visser, A. Reinking en J. Labohm, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 april 2006.

Uitspraak

Uitspraak : 26 april 2006
Rekestnummer : 990-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-6939
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. J.W. Stok,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.C. Grootveld.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 22 augustus 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 24 mei 2005.
De moeder heeft op 6 oktober 2005 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 15 september 2005 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 27 januari 2006 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 8 maart 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur, en de moeder, bijgestaan door mr. R.A.N.H. Verkoeijen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige [kind] heeft schriftelijk zijn mening ten aanzien van de kinderalimentatie kenbaar gemaakt.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de kinderalimentatie voor [kind], geboren op [geboortedatum], verder: [kind].
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vader toe te wijzen, inhoudende wijziging van de beschikking van 24 december 2003 met ingang van 1 oktober 2004, dan wel op een door het hof te bepalen datum, in die zin dat de kinderalimentatie op nihil wordt bepaald, dan wel op een door het hof in goede justitie en orde te bepalen bedrag.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof de door de vader opgeworpen grieven ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, alsmede de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Wijziging van omstandigheden
4. De vader stelt als gevolg van gewijzigde omstandigheden onvoldoende draagkracht te hebben om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] te kunnen voldoen. Met het oog op een aanstaande reorganisatie bij zijn werkgever en in de verwachting werk te kunnen vinden in [woonplaats], heeft de vader zijn baan opgezegd in [woonplaats] en is in [woonplaats] samen gaan wonen met zijn nieuwe partner. Het feit dat hij er niet in geslaagd is een baan te vinden, kan hem niet worden tegengeworpen.
5. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden tot haar oordeel is gekomen, welke het hof overneemt. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat, hoewel er sprake is van gewijzigde omstandigheden, er geen sprake is van rechtens relevante wijzigingen die een wijziging van de kinderalimentatie rechtvaardigt.
De keuze van de vader om in [woonplaats] te gaan wonen en zijn dienstverband te beëindigen valt te respecteren, doch dient niet ten nadele van zijn onderhoudsverplichting jegens [kind] te komen. Niet is gebleken dat er voor de vader een noodzaak was om zijn baan op te zeggen. De stelling van de vader over een geplande reorganisatie bij zijn werkgever, waarbij zijn functie zou komen te vervallen, heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd. De vader had bovendien de eventuele reorganisatie kunnen afwachten en alsdan aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering om zodoende - althans grotendeels - aan zijn alimentatieverplichting te kunnen blijven voldoen. Het feit dat de sociale dienst de vader een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand heeft toegekend, doet naar het oordeel van het hof niet aan het voorgaande af. Van de vader had verwacht mogen worden dat hij, met het oog op de belangen van [kind], niet zijn baan vrijwillig had opgezegd.
Behoefte [kind]
6. Ter zitting heeft de vader gesteld te hebben vernomen dat [kind] tegenwoordig in een winkel werkt. De moeder heeft vervolgens onweersproken verklaard dat [kind] vijf dagen per week naar school gaat en hij een daarnaast een bijbaantje heeft. Voorts staat als onbestreden tussen partijen vast dat de moeder een inkomen geniet van circa € 848,- netto per maand. De behoefte van [kind] aan een door de vader aan hem te betalen kinderalimentatie staat naar het oordeel van het hof bij deze omstandigheden vast.
Verzoek tot aanhouding
7. De moeder heeft verklaard vernomen te hebben dat de vader inmiddels weer een inkomen uit dienstbetrekking geniet. Desgevraagd heeft de vader ter zitting gesteld dat zijn bijstandsuitkering met ingang van 12 december 2005 is beëindigd, omdat hij per die datum aan het werk is gegaan bij de [werkgever]. De vader stelt nog niet over financiële gegevens te dien aanzien te beschikken. Nu ook de bedragen van de ziektekostenverzekering en huursubsidie ongewis zijn, verzoekt de vader om de zaak voor wat betreft de periode na 12 december 2005 aan te houden. Het hof zal dit verzoek van de vader afwijzen. De vader heeft tot aan de zitting financiële gegevens kunnen overleggen, hetgeen hij heeft nagelaten. Dit behoort voor zijn risico te komen en kan niet ten nadele van [kind] strekken. Het had op de weg van de vader gelegen - zoals hijzelf ook in het inleidende verzoekschrift en het appèlschrift stelt te zullen doen - de moeder te informeren over zijn nieuwe baan en gewijzigde inkomen dientengevolge, ook al betreft het eventueel slechts een tijdelijk contract.
Proceskosten
8. Tot slot zal het hof het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen in de proceskosten afwijzen. Naar het oordeel van het hof heeft de moeder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vader de procedures nodeloos aanhangig heeft gemaakt.
9. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Gerretsen-Visser, Reinking en Labohm, bijgestaan door mr. Quarles van Ufford-van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2006.