Uitspraak : 29 maart 2006
Rekestnummer : 783-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-6460
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens inciden-teel verweer-der, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mevrouw mr. M. Jonkman,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens inciden-teel verzoe-kster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. L.P. Lagerweij.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 4 juli 2005 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 9 mei 2005.
De moeder heeft op 16 augustus 2005 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appèl ingediend.
De vader heeft op 8 september 2005 een verweerschrift op het incidenteel appèl ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 14 juli 2005 en 25 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 22 februari 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur en de moeder, bijgestaan door haar procureur. De verschenen personen hebben het woord gevoerd.
Nadien is, volgens afspraak ter zitting, op 28 februari 2006 het volgende stuk bij het hof ingekomen: een faxbericht met bijlagen van de zijde van de man.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage.
Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank is geen grief gericht, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Volgens mededeling van de procureur van de vader is de echtscheidingsbeschikking op
10 oktober 2005 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de alimentatie en de omgang met betrekking tot de kinderen van de ouders te weten: [kind 1], geboren op [geboortedatum], hierna: [kind 1], [kind 2], geboren op [geboortedatum], hierna: [kind 2] en [kind 3], geboren op [geboortedatum], hierna: [kind 3].
2. Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van de standpunten van de ouders inzake de kinderalimentatie over te kunnen gaan, dienen de leeftijd en postitie van [kind 1] aan de orde te worden gesteld. [kind 1] is op 3 juni 2005 meerderjarig geworden en derhalve door en met ingang van zijn meerderjarigheid in processueel opzicht bekwaam en bij machte zelf zijn standpunt inzake de op de vader rustende onderhoudsverplichting kenbaar te maken. Het hof zal het onderzoek heropenen en [kind 1] laten oproepen om hem in de gelegenheid te stellen zijn standpunt aangaande de voor hem bedoelde kinderalimentatie mede te delen aan de voor dit doel aangewezen raadsheer-commissaris.
3. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte een omgangsregeling heeft vastgesteld tussen de vader en [kind 2] en [kind 3]. Zij stelt dat, hoewel zij dit altijd heeft trachten te stimuleren, er nauwelijks omgang heeft plaatsgevonden, aangezien de minderjarigen weigeren met de vader mee te gaan. De moeder stelt dat [kind 2] en [kind 3] bang zijn voor de vader, hetgeen volgens haar samenhangt met het gezinsverleden van psychisch en lichamelijk geweld van de vader tegen met name de moeder en [kind 1]. Ook de moeder heeft angst voor de vader, wat zich onder andere uit in aanvallen van hyperventilatie. De door de rechtbank bepaalde omgangsregeling is derhalve volgens de moeder niet in het belang van [kind 2] en [kind 3].
4. De vader stelt dat het plaatsvinden van omgang altijd uitgangspunt dient te zijn. Immers, zonder omgangsregeling zal het contact tussen de vader en [kind 2] en [kind 3] verwateren, hetgeen volgens de vader nimmer in het belang is van de minderjarigen. De vader is van mening dat de moeder de minderjarigen dient te stimuleren in het contact met de vader en niet te makkelijk mag toegeven aan hun weigering dienaangaande. Hij vermoedt dat de moeder zich in het bijzijn van [kind 2] en [kind 3] negatief over hem uitlaat.
5. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de verhouding tussen de ouders ernstig is verstoord, hetgeen een negatieve weerslag heeft op de minderjarigen. Het hof is van oordeel dat de minderjarigen het meest gebaat zouden zijn bij herstel van communicatie en gedragsverandering bij de ouders en meent dat met zogeheten ‘transformatieve mediation’ dit herstel van communicatie en deze gedragsverandering bij de ouders bewerkstelligd zouden kunnen worden. Het hof acht het een positieve stap van de ouders dat zowel de vader als de moeder zich ter terechtzitting bereid hebben verklaard deel te nemen aan ‘transformatieve mediation’ en alle aanwijzingen van de deskundige dienaangaande op te volgen.
6. Om in het belang van de minderjarigen tot een omgangsregeling te komen, zal het hof een deskundige benoemen, alsmede een raadsheer-commissaris. De deskundige verricht haar onderzoek onder leiding van de raadsheer-commissaris.
7. De raadsheer-commissaris zal met partijen en hun advocaten in aanwezigheid van de deskundige de vragen formuleren die aan de deskundige worden gesteld en welke vragen de deskundige met medewerking van de ouders zal gaan beantwoorden. Tevens zal ter voormelde zitting een plan van aanpak worden besproken, alsmede een tijdschema worden vastgelegd, waaraan betrokkenen zich dienen te houden. De deskundige zal haar bevindingen uiteindelijk vastleggen in een deskundigenbericht.
8. Nu vast is komen te staan dat de ouders, die procederen op basis van een toevoeging, de kosten van het deskundigenbericht niet zelf kunnen dragen en het hof het noodzakelijk acht dat in het belang van de kinderen de ouders hun gedrag zullen wijzigen, zullen de kosten van de deskundige voorlopig ten laste van ’s-Rijks kas worden voldaan. Het hof gaat er daarbij voorshands van uit dat de kosten een bedrag van € 4.165,- inclusief BTW, niet te boven zullen gaan. Mocht tijdens de behandeling aan de deskundige blijken dat het bedrag dreigt te worden overschreden, dan gaat het hof er van uit dat de deskundige tijdig hierover met het hof in overleg zal treden.
9. Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE-LE HOGER BEROEP
benoemt tot raadsheer-commissaris de raadsheer van dit hof mr. A.N. Labohm;
beveelt partijen, vergezeld van hun raadslieden, te verschijnen voor de te dezen benoemde raadsheer-commissaris, op een nader te bepalen tijdstip, en verzoekt partijen binnen 14 dagen aan de griffier hun verhinderdata op te geven;
gelast de procureur van de vader zorg te dragen voor de oproeping van [kind 1] om te verschijnen voor de voornoemde raadsheer-commissaris, onder mededeling dat hij een verweerschrift kan indienen bij de civiele administratie van het gerechtshof te ’s-Gravenhage, postbus 20302, 2500 EH ’s-Gravenhage, onder vermelding van rekestnummer 783-H-05, binnen vier weken nadat hij door de procureur is opgeroepen;
houdt de behandeling pro forma aan tot zaterdag 29 april 2006;
houdt iedere verdere beslissing inzake de kinderalimentatie aan;
benoemt tot deskundige mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, Javastraat 1, 2585 AA ’s-Gravenhage, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de vraagpunten, welke ter hieronder te bepalen zitting zullen worden geformuleerd; het staat de deskundige vrij zich bij haar onderzoek te laten bijstaan door een derde, zijnde een vakgenoot of een kantoorgenoot;
bepaalt dat de kosten van de deskundige ter laste komen van ’s-Rijks kas, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 8 bepaalde;
verzoekt de deskundige het deskundigenbericht, met redenen omkleed en ondertekend en voorzover mogelijk vergezeld van relevante en schriftelijke bescheiden aan de civiele administratie van het gerechtshof te ’s-Gravenhage, postbus 20302, 2500 EH ’s-Gravenhage toe te zenden vóór een in overleg met de rechter-commissaris ter zitting te bepalen datum;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
draagt de griffier op een kopie van deze beschikking met een begeleidend schrijven aan de deskundige toe te zenden;
benoemt tot raadsheer-commissaris de raadsheer van dit hof mr. A.N. Labohm;
beveelt een comparitie van partijen op 27 juni 2006 te 15.00 uur, zoals hiervoor in rechtsoverweging 7 overwogen;
houdt de behandeling pro forma aan tot zaterdag 30 september 2006;
houdt iedere verdere beslissing inzake de omgang aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Nievelt en Husson, bijge-staan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 29 maart 2006.