ECLI:NL:GHSGR:2006:AV5840
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. van Leuven
- A. Reinking
- F. Fockema Andreae-Hartsuiker
- Rechtspraak.nl
Ontzetting uit het gezag van minderjarigen en de noodzaak van verderstrekkende maatregelen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 februari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van een moeder over haar minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een beschikking van de rechtbank te Rotterdam, had eerder te maken gehad met ondertoezichtstellingen van haar kinderen. De minderjarigen stonden onder toezicht sinds respectievelijk 1998 en 2000, en in 2003 werd een spoedmachtiging voor uithuisplaatsing afgegeven voor één van de kinderen. De ondertoezichtstellingen werden beëindigd toen de moeder met de kinderen naar Suriname vertrok, waardoor hulpverlening niet meer mogelijk was. Na terugkeer in Nederland in 2004, werd de moeder opnieuw geconfronteerd met zorgwekkende signalen en de raad voor de kinderbescherming heeft geprobeerd haar te ondersteunen in de opvoeding. Echter, de moeder negeerde de hulpverlening en de inspanningen van de gezinsvoogdij-instelling, wat leidde tot onveilige opvoedsituaties voor de kinderen.
Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling niet voldoende was om de dreiging voor de kinderen af te wenden, gezien de ongeschiktheid van de moeder om haar zorgplicht te vervullen. De moeder had in het verleden al haar oudere kinderen moeten uithuisplaatsen en was niet in staat om haar kinderen de nodige zorg en opvoeding te bieden. Het hof concludeerde dat er een rechtstreeks verband bestond tussen de eerdere ondertoezichtstellingen en de huidige ontheffingsprocedure, en dat de verderstrekkende maatregel van ontheffing van het gezag noodzakelijk was in het belang van de minderjarigen. De grieven van de moeder werden verworpen en de bestreden beschikking werd bekrachtigd.