ECLI:NL:GHSGR:2006:AV4686

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/1406
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.E. In 't Velt-Meijer
  • C.G. Beyer-Lazonder
  • M.H. van Coeverden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van studiekosten door werknemer na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de terugbetaling van studiekosten door de werknemer aan zijn werkgever, VISUAL PROFS ! B.V. (hierna: De Profs), na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De werknemer trad op 1 maart 2000 in dienst bij De Profs en volgde een verplichte basisopleiding ter voorbereiding op het Microsoft Certified Systems Engineer-traject. Bij de indiensttreding werd een studieovereenkomst gesloten waarin werd bepaald dat de studiekosten door De Profs werden voorgeschoten, maar dat bij voortijdig vertrek van de werknemer een terugbetalingsverplichting zou gelden. Na afloop van de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2000, waarin De Profs een bedrag aan studiekosten op de eindafrekening in mindering bracht, vorderde De Profs een bedrag van € 1.492,37 aan studiekosten van de werknemer. De werknemer vorderde in reconventie het ingehouden nettoloon en onkostenvergoeding, wat door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen.

Het hof oordeelt dat de terugbetalingsverplichting van de werknemer niet duidelijk genoeg was geformuleerd in de studieovereenkomst. De Profs had niet voldoende bewijs geleverd dat de studiekosten daadwerkelijk aan de werknemer waren gemaakt, en de vordering tot terugbetaling van de studiekosten ontbeert een deugdelijke grondslag. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank in conventie en vernietigt het vonnis in reconventie voor het deel dat ziet op de toewijzing van een bedrag aan studiekosten. De Profs wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak: 17 februari 2006
Rolnummer: 04/1406
Rolnr. rechtbank: 351133/03-12331
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
VISUAL PROFS ! B.V.,
gevestigd te Leimuiden, gemeente Jacobswoude,
appellante,
hierna te noemen: De Profs,
procureur: mr. M.G.J.L. van Scherpenzeel,
tegen
WERKNEMER,
wonende te X,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Werknemer,
niet verschenen in hoger beroep.
Het geding
Bij exploot van 15 juni 2004 is De Profs in hoger beroep gekomen van het vonnis van 16 maart 2004 door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven (met producties) heeft De Profs tegen voornoemd vonnis zes grieven aangevoerd. De in het petitum van de appèldagvaarding en memorie van grieven vermelde datum van 16 mei 2004 van het vonnis waarvan beroep is een kennelijke vergissing en wordt gelezen als 16 maart 2004. Vervolgens heeft De Profs de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
De beoordeling van het hoger beroep
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder “Feiten” van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu daar in hoger beroep geen grief of ander bezwaar tegen is gericht.
2. Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om het volgende.
2.1. Werknemer is op 1 maart 2000 in dienst getreden bij De Profs als (onder andere) systeem- en netwerkbeheerder automatisering voor de duur van zes maanden, tegen een salaris van ƒ 2.250,-- (€ 1.021,01) bruto per maand. Aansluitend hebben partijen een tweede arbeidsovereenkomst gesloten met een duur van twee maanden. Daarna hebben partijen geen nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten.
2.2. Voorafgaand aan zijn dienstverband heeft Werknemer in februari 2000 een verplichte basisopleiding genoten, de zogeheten basisopleiding A+, als voorbe-reiding op het zogeheten Microsoft Certified Systems Engineer-traject (MCSE).
2.3. Op 9 februari 2000 hebben partijen een studieovereenkomst gesloten waarin onder meer staat::
“(…)A+OPLEIDING
(…) Na het afsluiten van de cursus wordt de cursist een arbeids-overeenkomst voor beperkte duur van zes maanden aangeboden. (…) Indien de cursist binnen deze periode van 6 maanden zijn ontslag indient c.q. neemt, of de cursist gaat genoemde arbeidsovereenkomst in het geheel niet aan, dan is een desinvesteringsregeling van de zijde van de cursist naar De Profs b.v. van toepassing van fl. 1.500,-- (excl. BTW) voor iedere maand waarbij deze arbeidsovereenkomst eerder dan de overeengekomen termijn van 6 maanden beëindigd wordt. (…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
Voor beide trajecten (A+ en MCSE) zijn onderstaande voorwaarden van toepassing: (…)
3. De opleidingen worden door De Profs b.v. betaald en bedraagt voor A+: fl. 7.500,- en voor de basisopleiding MCSE: fl. 11.200,- excl. BTW,
4. Studiekosten (ook voor vervolgopleidingen) worden telkens voor-geschoten door De Profs. Door middel van een afschrijvingsregeling neemt de studieschuld iedere maand met een bepaald bedrag af. De totale afschrijving is op een periode van 42 maanden vastgesteld.(…)
7. Als werknemer zich schuldig maakt aan grove nalatigheden zoals omschreven in de arbeidsovereenkomst of disfunctioneert, zal werknemer wel gesommeerd worden tot directe terugbetaling van de eventueel nog resterende studieschuld.(…)”
2.4. Op 9 februari 2000 hebben partijen eveneens een schriftelijke arbeids-over-eenkomst gesloten die ziet op de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De tekst van de tweede, ongedateerde, schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de periode van twee maanden is, voor zover relevant, gelijkluidend. In deze overeenkomsten staat onder meer:
“(…) Artikel 9
Opleidingen
9.1 De werknemer wordt door de werkgever in de gelegenheid gesteld de 6 benodigde certificaten te behalen in het kader van het erkende MCSE-diploma. De werknemer heeft voorafgaand aan deze over-eenkomst een aaneengesloten periode training gevolgd, waarvoor een studieovereenkomst is opgesteld en ondertekend door werknemer en werkgever. (…)
9.3. De werknemer wordt na overleg met de werkgever in de gelegenheid gesteld om vervolgopleidingen te volgen. Voor alle (vervolg)-opleiding(en), die in eerste instantie door werkgever financieel voldaan worden, wordt een studieovereenkomst opgesteld die door beiden partijen voor akkoord ondertekend wordt. Voor iedere nieuwe studieovereenkomst geldt dat de opnieuw aangegane studieschuld afgeschreven wordt op basis van 36 maanden.”
2.5. Bij de eindafrekening van 31 oktober 2000 heeft De Profs blijkens de overgelegde salarisspecificatie, op het aan Werknemer bij einde dienstverband verschuldigde nettoloon inclusief overwerk, vakantiegeld en studietoelage van in totaal ƒ 3.942,74 netto, te vermeerderen met ƒ 50,-- netto aan onkostenvergoeding, twee bedragen ingehouden te weten een verstrekt voorschot van ƒ 745,-- en voorts ƒ 5.180,-- aan “Studiekosten: Restant studieschuld A+ februari 2000”. Dit resul-teerde in een negatief bedrag op de salarisspecificatie van ƒ 2.382, 26 (€ 1.081,02).
2.6. De Profs heeft op 31 oktober 2000 Werknemer een factuur verstuurd voor het resterende bedrag aan studieschuld vermeerderd met BTW, in totaal ƒ 2.799,16 (€ 1.270,20). Werknemer heeft deze factuur niet betaald.
2.7. In eerste aanleg vorderde De Profs een bedrag van € 1.492,37 in hoofdsom wegens voorgeschoten studiekosten.
2.8. Werknemer vorderde in reconventie het op de eindafrekening ingehouden bedrag, te weten zijn nettoloon over de maand oktober 2000 vermeerderd met de onkosten-vergoeding en verminderd met het voorschot, derhalve een bedrag van € 1.271,70 netto vermeerderd met de wettelijke rente.
2.9 De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen en de vorderingen in reconventie, waarbij € 1.271,70 is gecorrigeerd in € 1.269,56, toegewezen, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10%.
3. De grieven 1, 3, en 4 richten zich tegen de afwijzing van de vorderingen van De Profs wegens de studieschuld. Met de grieven 2 en 5 grieft De Profs tegen het toe-wijzen van de wettelijke verhoging in reconventie. Grief 6 ziet op de proces-kos-ten-veroordeling en heeft geen zelfstandige betekenis.
4. Het hof overweegt over de grieven met betrekking tot de studieschuld als volgt.
4.1. De arbeidsovereenkomsten en studieovereenkomst bevatten een aantal bepalingen over de (terug-)betaling van studiekosten. In de studieovereenkomst staat onder de algemene voorwaarden sub 3 vermeld dat de opleidingen worden betaald door De Profs. Daaronder staat sub 4 echter dat de studiekosten telkens worden voorgeschoten door De Profs. In de arbeidsovereenkomsten staat over dit onderwerp dat de opleidingen in eerste instantie door werkgever financieel voldaan worden. Hieruit blijkt dat het woordgebruik van De Profs op dit punt niet eenduidig is en op verschillende wijzen uit te leggen is.
4.2. Voorts bevat de studieovereenkomst twee bepalingen, hiervoor sub 2.3. geci-teerd, over terugbetaling van de studiekosten door de werknemer aan de werk-gever. Geen van voornoemde situaties is aan de orde, nu vast staat dat de arbeids-overeenkomst van rechtswege na acht maanden is geëindigd, dus niet op initiatief van Werknemer of door zijn toedoen.
4.3. De studieovereenkomst bevat geen bepaling over terugbetaling van studie-kosten voor de situatie dat de voor bepaalde tijd overeengekomen arbeids-over-eenkomst van rechtswege eindigt zoals hier het geval is. Naar het oordeel van het hof valt deze verplichting ook niet af te leiden uit de overige bewoordingen van de overeenkomsten tussen partijen. Weliswaar hanteert De Profs op enkele plaatsen de woorden “voorschieten” en “in eerste instantie betalen”, maar op een andere plaats staat alleen “betalen”. Ook het gebruik van de woorden “afschrijvingstermijn” en “afgeschreven” brengt niet vanzelfsprekend met zich mee dat Werknemer in casu gehouden is de (restant) studieschuld terug te betalen. Een werkgever kan immers ook een afschrijvingstermijn voor een studieschuld hanteren uitsluitend als middel om de werknemer gedurende een periode aan zich te binden, aldus dat de werk-nemer in die periode minder snel zelf zal opzeggen omdat hij dan gehouden is de resterende studieschuld terug te betalen. Van de werkgever mag worden verlangd dat een verplichting van de werknemer om door de werkgever betaalde studie-kosten geheel of gedeeltelijk terug te betalen op heldere wijze wordt verwoord. Nu daarvan in dit geval – bij een overigens gedetailleerde studieovereenkomst – geen sprake is, ontbeert de verrekening c.q. vordering ter zake van studiekosten een deugdelijke grondslag.
4.4. Ten overvloede overweegt het hof dat De Profs stelt dat de kosten van de A+opleiding ten minste ƒ 7.500,-- (€ 3.403,35) exclusief BTW bedroegen. De Profs heeft ter onderbouwing van die kosten – voor het eerst bij memorie van grieven – een viertal facturen overgelegd. Het grootste deel van deze facturen ziet echter op algemene kosten zoals honorarium voor de docent, zaalhuur en catering. Niet blijkt of dan wel welk deel van deze kosten zijn gemaakt ten behoeve van Werknemer. Diens naam komt op geen van die facturen voor. De laatste factuur ad ƒ 636,86 (€ 288,99) inclusief BTW betreft (waarschijnlijk) examengeld en dit is de enige factuur die rechtstreeks ziet op Werknemer. Het hof oordeelt dan ook dat De Profs haar vordering van € 3.403,35 (ƒ 7.500,--) onvoldoende heeft onderbouwd, nu er slechts een bedrag van € 288,99 rechtstreeks te herleiden is naar Werknemer.
4.5. De grieven 1, 3 en 4 falen derhalve.
5. Het hof overweegt hetgeen door De Profs is aangevoerd met betrekking tot de wettelijke verhoging als volgt.
5.1. Werknemer heeft bij zijn conclusie van eis in reconventie geen wettelijke verhoging gevorderd. Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen is een eiser bevoegd zijn eis schriftelijk bij conclusie of akte ter rolle te vermeerderen. Werknemer heeft in het lichaam van zijn conclusie van repliek in reconventie gesteld aanspraak te maken op de wettelijke verhoging. Werknemer heeft de term eisvermeerdering of woorden van gelijke strekking daarbij echter niet gebruikt en heeft als conclusie in reconventie slechts gesteld: “Tot persistit!”
5.2. Zo Werknemer al bedoeld heeft zijn eis op dit punt te vermeerderen, heeft hij dit niet op de door de wet voorgeschreven wijze gedaan, zodat de rechtbank dat deel van de vordering ten onrechte heeft toegewezen.
5.3. De grieven 2 en 5 slagen derhalve. Het hof zal de veroordeling gegeven door de rechtbank in reconventie vernietigen voor zover die ziet op toewijzing van een bedrag ad € 1.396,52 en met inachtneming van het bovenstaande voor een lager bedrag toewijzen, uitgaande van de door de rechtbank toegepaste correctie, waartegen niet is gegriefd.
6. Het bewijsaanbod van De Profs wordt gepasseerd, omdat het gelet op hetgeen hierboven sub 4.3. is overwogen niet ter zake dienend is.
7. Het vonnis in conventie zal worden bekrachtigd. Het vonnis in reconventie zal worden vernietigd voor zover dat ziet op toewijzing van een bedrag ad € 1.396,52.
Het dictum in reconventie zal omwille van de duidelijkheid opnieuw worden gefor-muleerd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel over de proceskosten in eerste aanleg. De Profs zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.
De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis van 16 maart 2004 door de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage, gewezen tussen partijen voor zover dat in recon-ventie ziet op toewijzing van een bedrag ad € 1.396,52 met de wettelijke rente over € 1.269,56 en bekrachtigt het vonnis voor het overige;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt De Profs in reconventie aan Werknemer te betalen een bedrag van € 1.269,56 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2000 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt De Profs in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Werknemer tot op heden bepaald op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.E. In 't Velt-Meijer, C.G. Beyer-Lazonder en M.H. van Coeverden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2006 in aanwezigheid van de griffier.