Rolnummer: 22-001691-05
Parketnummer: 09-753088-04
Datum uitspraak: 16 februari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 28 februari 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Robin Edward O[.]
thans verblijvende in penitentiaire inrichting "Haaglanden - Huis van Bewaring Zoetermeer" te Zoetermeer.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 november 2005 en 2 februari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest en is de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast en bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair,
5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair, 4 primair en 5 primair bewezenverklaarde:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest en tot terbeschikkingstelling van de verdachte met het bevel dat de terbeschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een vijftal kelderboxen, in een brandweerkazerne alsmede in een flat. Hierdoor zijn niet alleen goederen verbrand en in gevaar gebracht, maar moesten ook in twee gevallen personen uit hun woningen worden geëvacueerd. Dergelijke brandstichtingen met alle gevaren van dien voor mens en goed, zijn ernstige feiten, die grote maatschappelijke onrust veroorzaken.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal seksuele delicten met een minderjarige jongen van 14 jaar. Ook indien deze handelingen met instemming van de betrokken minderjarige hebben plaatsgevonden, heeft de wetgever jeugdigen van deze leeftijd juist tegen gedragingen als de onderhavige willen beschermen.
Het hof heeft acht geslagen op het omtrent de persoon van de verdachte opgestelde rapport van het Pieter Baan Centrum Utrecht, d.d. 2 juni 2004, opgemaakt en ondertekend door J.M. Oudejans, psycholoog, S. Went, arts-assistent psychiatrie, en, namens T.A. Wouters, psychiater, H.D. Sierink, psychiater.
De rapporteurs concluderen onder meer dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en afhankelijke trekken. Deze stoornis kenmerkt zich bij verdachte door een fragiel zelfgevoel, een nog weinig gerijpte identiteit, en een chronisch gevoel te worden miskend. Ten tijde van het tenlastegelegde was er tevens sprake van een depressie met een verminderd energieniveau, verminderde ondernemingslust en gewichtsverlies. Daarnaast was er in toenemende sprake van misbruik van alcohol. De tenlastegelegde brandstichtingen vonden plaats nadat verdachte een aantal tegenslagen te verwerken had gekregen. De brandstichtingen kunnen gezien worden als een manier om de agressieve onlustgevoelens af te reageren.
De tenlastegelegde ontucht met een 14-jarige jongen is met name gerelateerd aan verdachte's onrijpheid en zijn beperkte vermogen om bevredigende en wederkerige relaties met leeftijdgenoten aan te gaan.
De rapporteurs beschouwen de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar voor het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde, en met betrekking tot het onder 6 en 7 tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Gezien de aard en de ernst van de stoornis is het gevaar voor herhaling van brandstichtingen groot. Waar de stoornis van verdachte slechts in beperkte mate heeft doorgewerkt in de hem nu tenlastegelegde zedendelicten, kan vanuit gedragskundig oogpunt geen oordeel gegeven worden over de kans op herhaling van dergelijke delicten.
Geadviseerd wordt om de maatregel van terbeschikking-stelling met voorwaarden op te leggen.
De rapporteurs menen dat betrokkene's delictgevaarlijkheid in dat kader - met een behandeling in de klinische setting van een Forensische Psychiatrische Kliniek (F.P.K.) - zodanig kan worden verminderd dat aan het opleggen van terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan worden ontkomen.
Het hof komt op basis van de adviezen van de deskundigen van het PBC te Utrecht tot het oordeel dat verdachte voor de onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde feiten verminderd en voor de onder 6 en 7 bewezen verklaarde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Naar aanleiding van het advies van het PBC tot het opleggen van een tbs met voorwaarden, is verdachte in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis van 24 september 2004 tot 19 januari 2005 voor een proefbehandeling opgenomen geweest in de FPK te Assen. Na het vonnis van de rechtbank te 's Gravenhage, waarbij tbs met dwangverpleging is opgelegd, is ter zitting van het hof van 14 november 2005 getuige-deskundige K. 't Lam van voornoemde FPK gehoord. Mede op grond van zijn verklaring is verdachte in de gelegenheid gesteld opnieuw een intake gesprek te hebben bij de FPK te Assen hetwelk op 6 december 2005 heeft plaatsgevonden.
In het maatregelrapport van 23 januari 2006 van Parnassia, psycho-medisch centrum te 's-Gravenhage, opgemaakt en ondertekend door R. Liekens - Willems, reclasseringsmedewerker wordt het hof ten zeerste in overweging gegeven verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen. Verdachte - die ondanks de enorme teleurstelling van het terughalen uit de kliniek in januari 2005 thans een onveranderde motivatie heeft - heeft aangetoond dat hij in staat is een intensieve behandeling te volgen. De FPK te Assen heeft zich positief geuit over verdachte en over de haalbaarheid van de maatregel, terwijl GGZ Parnassia Reclassering bereid is het toezicht op zich te nemen. Ter terechtzitting van 2 februari 2006 heeft genoemde Liekens een en ander bevestigd.
De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hiervoor weergegeven adviezen van de deskundigen - met name met betrekking tot de ernst van de stoornis en het gevaar dat de verdachte opnieuw tot delicten als de onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 primair bewezenverklaarde feiten zal komen -, komt het hof tot het oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Hoewel de ernst van de bewezenverklaarde feiten het opleggen van een tbs met dwangverpleging zouden rechtvaardigen is het hof bij afweging van alle aan de orde komende belangen tot het oordeel gekomen dat thans kan worden volstaan met het opleggen van een tbs met voorwaarden.
Het hof ziet dan ook aanleiding om, anders dan de rechtbank heeft opgelegd en ook anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, - nu aan de wettelijke vereisten van artikel 37a, eerste lid en artikel 38, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is voldaan - de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden van de verdachte te gelasten.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting van het hof bereid verklaard tot naleving van de na te melden voorwaarden.
Ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen zal het hof als zodanige voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte stellen, dat hij zich ter behandeling zal laten opnemen in de FPK te Assen. Voorts stelt het hof de voorwaarde dat verdachte contact zal onderhouden met de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen te geven door de reclassering. In dit verband zal het hof aan GGZ Parnassia Reclassering opdracht geven de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Daarnaast vorderen de door deze misdrijven geschokte rechtsorde en de ernst van de door de verdachte begane feiten dat, naast deze maatregel van terbeschikkingstelling, een gevangenisstraf van na te melden duur wordt opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding [naam]
In het onderhavige strafproces heeft [naam] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 168,46.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft in dezen geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het ten laste van de verdachte onder 4 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 168,46 ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a (oud), 38 (oud), 38a, 57, 157 (oud), 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 930 (negenhonderddertig) dagen.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de volgende voorwaarden:
- dat de verdachte zich zal laten opnemen in de Forensische Psychiatrische Kliniek te Assen, teneinde te worden behandeld, zolang deze instelling dit nodig oordeelt;
- dat de verdachte zich houdt aan de afspraken conform het behandelplan en zich ook overigens gedraagt naar de aanwijzingen die hem aldaar door zijn begeleiders en behandelaars worden gegeven;
- dat de verdachte afspraken met de reclassering alsmede zijn begeleiders en behandelaars nakomt en actief participeert tijdens de behandeling;
- dat de verdachte niet van verblijfplaats verandert zonder overleg met en toestemming van zijn reclasseringswerker en behandelaars;
- dat de verdachte aan de reclassering toestemming verleent tot het inwinnen en verkrijgen van informatie bij door haar van belang geachte instanties of personen;
- dat de verdachte toestemming geeft aan de reclassering en zijn behandelaars dat, in geval van ongeoorloofde afwezigheid en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
- dat de verdachte contact zal onderhouden met de reclassering en zicht zal verschaffen op de voortgang van zijn behandeling.
Geeft aan GGZ Parnassia Reclassering opdracht de verdachte bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam] tot het gevorderde bedrag van
EUR 168,46 (honderdachtenzestig euro en zesenveertig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam] van een bedrag van EUR 168,46 (honderdachtenzestig euro en zesenveertig cent) voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. C.M.P. Flint-Van Noort en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. I. Appel.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 februari 2006.