ECLI:NL:GHSGR:2006:AV1845

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200639304
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gemotiveerde vrijspraak in zedenzaak na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 oktober 2004. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich baseerde op het onderzoek dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft plaatsgevonden.

De verdenking tegen de verdachte was ontstaan na een melding van een verontruste moeder, die vreesde dat haar kinderen slachtoffer waren geworden van ontucht. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder op een beïnvloedende manier met de kinderen heeft gesproken over de gebeurtenissen, wat de betrouwbaarheid van hun verklaringen in twijfel trekt. Tijdens het studioverhoor gaven de kinderen geen bevestigende details over de vermeende ontucht, en belangrijke kenmerken van de woning van de verdachte werden niet herkend.

Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De aangifte van een andere betrokken persoon, [L.B.], werd ook niet ondersteund door bewijs, aangezien [L.B.] niet als getuige was gehoord. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof besloten het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.

De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M.C. Erskine, en is openbaar uitgesproken. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte in overweging genomen, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten had begaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006393-04
Parketnummer: 09-030159-02
Datum uitspraak: 6 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 oktober 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het eerste alternatief onder c tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het eerste alternatief onder a en b en cummulatief tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest, subsidiair 58 dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens een mededeling ter terechtzitting niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdenking jegens de verdachte aangaande de tenlastegelegde feiten is voortgekomen uit het initiatief van één verontruste moeder ([naam]), die vreesde dat haar kinderen ([namen]) slachtoffer waren geworden van ontucht. Uit het onderzoek is gebleken, dat de moeder op beïnvloedende wijze met de kinderen heeft gesproken over hetgeen zou zijn voorgevallen. Ook sprak zij in het bijzijn van een betrokken kind met een andere volwassene over haar vermoedens zonder zorg voor mogelijke beïnvloeding van het betrokken kind als getuige. De beide dochters zijn gehoord in een studioverhoor. Hetgeen de kinderen in dat verhoor hebben verklaard, vindt geen bevestiging in andere bewijsmiddelen.
In het bijzonder valt op dat de kinderen geen kloppende details geven van het interieur van de woning van de verdachte waarin de ontucht zou hebben plaats gehad. Opvallend is voorts, dat in het oog springende kenmerken van het interieur, waarvan het hof op grond van het onderzoek aannemelijk acht dat die kenmerken ten tijde van de tenlastegelegde feiten er waren, door de kinderen niet worden gerapporteerd. Zo zou onder meer ook de prominente aanwezigheid van een opgezette vos niet zijn opgemerkt.
De aangifte die betrekking heeft op een ontuchtige gedraging in het bijzijn van [L.B.] kan niet los gezien worden van de aangiften inzake [namen]. De moeder van [namen] ([naam]) had zich tot de moeder van [L.B.] gewend, waarna ook zij verontrust raakte. Ook voor deze aangifte vindt het hof geen steun in andere bewijsmiddelen. [L.B.] is bovendien niet gehoord als getuige.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Silvis,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. Swagerman, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Erskine.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 januari 2006.
Mr. Swagerman is buiten staat dit arrest te ondertekenen.