Uitspraak : 8 februari 2006
Rekestnummer : 638-H-05
Rekestnr. rechtbank : 05-44
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appelllant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W. Taekema,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. J.I.M. van Ede-Pas.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 31 mei 2005 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 1 maart 2005.
De moeder heeft op 11 juli 2005 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 28 juni 2005, 4 januari 2006 en 5 januari 2006 aanvullende stukken ingekomen.
Op 11 januari 2006 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. L. Danielse, advocaat te Spijkenisse, en de moeder, bijgestaan door haar procureur. De ouders en hun raadslieden hebben het woord gevoerd, de raadslieden onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger be-roep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De ouders hebben tot 6 december 1999 een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit op [geboortedatum] is geboren de minderjarige: [kind], hierna te noemen: [kind]. De vader heeft [kind] erkend. De moeder heeft alleen het gezag over hem.
Bij beschikking van 12 maart 2002 heeft de rechtbank te ‘s-Gravenhage de kinderalimentatie ten laste van de vader met ingang van 1 januari 2001 vastgesteld op € 22,69 per maand.
Op 6 januari 2005 heeft de moeder de rechtbank te ‘s-Gravenhage verzocht - met wijziging van de beschikking van 12 maart 2002 - de aan haar te betalen kinderalimentatie ten laste van de vader met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift vast te stellen op € 150,- per maand, dan wel vast te stellen op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht. De vader heeft tegen dit inleidende verzoek geen verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking is - met wijziging van de beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 12 maart 2002 en uitvoerbaar bij voorraad - de kinderalimentatie met ingang van 6 januari 2005 bepaald op € 150,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is ten aanzien van de kinderalimentatie, de draagkracht van de vader.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het wijzigingsverzoek van de moeder alsnog af te wijzen.
3. De moeder heeft het beroep van de vader gemotiveerd weersproken. Zij verzoekt de vader in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans dit beroep af te wijzen.
4. De vader stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de door de rechtbank vastgestelde alimentatie te voldoen. Hij stelt dat zijn aandeel in de netto winst van zijn garagebedrijf in 2004 € 6.539,- bedroeg en dat hij met overige werkzaamheden in dat jaar € 6.639,- heeft verdiend. Onder overlegging van een winst- en verliesrekening stelt de vader dat het nettoresultaat van zijn garagebedrijf in 2005 per 30 september 2005 € 10.130,- bedroeg en dat hem de helft van dit bedrag toekomt.
5. De moeder stelt dat de door de vader overgelegde stukken een niet geloofwaardige indruk maken en dat de door hem overgelegde cijfers geen getrouw beeld geven van de werkelijkheid. Zij stelt dat de financiële situatie van de vader en zijn huidige partner een stuk ruimer zou moeten zijn, gelet op de omstandigheid dat de door hen afgesloten hypotheek aanmerkelijk is verhoogd. Indien zij de hypotheek niet hadden verhoogd, dan was de vader naar de mening van de moeder zeker in staat geweest om een kinderalimentatie van € 150,- per maand te betalen.
6. Bij het vaststellen van de draagkracht van de vader zal het hof rekening houden met de inkomsten die hij in het jaar 2004 heeft verdiend. Het hof zal derhalve rekening houden met de hiervoor in rechtsoverweging 4 genoemde inkomsten van € 6.539,- en € 6.639,-.
7. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vader desgevraagd verklaard dat een bedrag van € 12.500,-, zijnde (een deel van) zijn aandeel in de overwaarde van de verkoop van de woning van hem en zijn huidige partner, op zijn spaarrekening staat. Naar het oordeel van het hof kan van de vader, mede gezien de hoge prioriteit van de kinderalimentatie, in de onderhavige zaak in redelijkheid worden verlangd dat hij op dit vermogen inteert.
8. Het hof zal rekening houden met een eigen woningforfait van € 903,- per jaar.
9. Ten aanzien van de lasten van de vader overweegt het hof als volgt.
De vader heeft - onbetwist - gesteld dat zijn huidige partner ongeveer € 700,- netto per maand verdient. Het hof is van oordeel dat zij hiermee in staat moet worden geacht grotendeels in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Bij het vaststellen van de draagkracht van de vader zal het hof de bijstandsnorm voor een alleenstaande toepassen. Gelet hierop zal het hof de door de man opgevoerde woonlasten halveren. Het hof zal derhalve rekening houden met een hypotheekrente van € 361,- per maand, een aflossing hypotheek van € 33,- per maand en een forfait overige eigenaarslasten van € 48,- per maand. Het hof acht de totale woonlasten van de vader, in relatie tot zijn inkomen en gelet op zijn onderhoudsverplichting ten opzichte van [kind], bovenmatig. Het hof acht het redelijk om rekening te houden met een korting wegens onredelijke woonlast van € 62,- per maand.
Het hof zal verder rekening houden met de door de vader ten behoeve van zichzelf opgevoerde premie ziektekostenverzekering van € 43,50 per maand.
Tot slot zal het hof rekening houden met de door de vader in zijn draagkrachtberekening opgevoerde premie begrafenisverzekering van € 12,- per maand.
10. Gelet op het feit dat de huidige partner van de vader grotendeels, maar niet geheel in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, acht het hof redelijk om daarmee bij het vaststellen van de draagkracht van de vader rekening te houden. Uitgaande van het hierboven genoemde inkomen en vermogen, en rekening houdend met de hierboven weergegeven lasten en de bijstandsnorm voor een alleenstaande, is het hof van oordeel dat de draagkracht van de vader, mede gezien de hoge prioriteit van het betalen van kinderalimentatie, met ingang van 6 januari 2005 een kinderalimentatie toelaat van € 50,- per maand.
11. Gelet op het consumptieve karakter van alimentatie zal het hof bepalen dat de moeder de - eventueel - teveel door de vader betaalde kinderalimentatie niet aan hem hoeft terug te betalen.
12. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschik-ken-de:
bepaalt - met wijziging van de beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 12 maart 2002 - de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 6 januari 2005 op € 50,- per maand, wat de na heden te ver-schij-nen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voor-raad;
bepaalt dat de moeder geen terugbetalingsverplichting heeft aan de vader met betrekking tot de - eventueel - teveel aan haar betaalde kinderalimentatie.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Van Nievelt en Gerretsen-Visser, bijgestaan door mr. Sierksma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2006.