Rolnummer: 22-003716-05
Parketnummer: 10-061256-04
Datum uitspraak: 31 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 13 juni 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Ganimet Tunu H[.]
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting
Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem
te Haarlem.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging is een kopie in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is bewezen verklaard hetgeen de verdachte terzake van het onder 1 cumulatief/alternatief, 2 en 3 is ten laste gelegd, en is de verdachte terzake strafbaar verklaard en is gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte
onder 1, eerste cumulatief/alternatief is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, tweede alternatief bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen maatregel
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot vrijspraak van de verdachte ter zake van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde en tot terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.
Het hof zal de navolgende beslissing nemen op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, die in het kader van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef, heeft naar aanleiding van onenigheid over zijn ontslag uit dat ziekenhuis zijn behandelend arts en twee verpleegkundigen verbaal bedreigd en daarbij een - ingeklapt - zakmes getoond. Deze behandelaars voelden zich door de houding van de verdachte zeer bedreigd en zij waren bevreesd - met het oog op het gewelddadig verleden van de verdachte - dat hij de controle over zichzelf geheel zou verliezen. Ondanks hun professionele ervaring met verbale en fysieke bedreiging konden de behandelaars zich niet aan de indruk onttrekken dat zij niet opgewassen waren tegen het gedrag van de verdachte.
De verdachte is ook 's nachts in de woning van een vrouw binnengedrongen. Hij heeft haar en haar twee kleine kinderen in hun eigen woning van hun vrijheid beroofd. De vrouw was bang dat de verdachte haar en haar kinderen iets zou aandoen. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers, zulks te meer nu een en ander zich heeft afgespeeld in de eigen woning van de slachtoffers, waar men zich juist veilig zou moeten kunnen voelen.
Slachtoffers van gedragingen als de onderhavige kunnen vaak langere tijd last hebben van angstige gevoelens en beperkingen in hun functioneren. Daarenboven brengen deze gebeurtenissen gevoelens van angst en onbehagen in de samenleving teweeg.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het rapport d.d. 19 mei 2005 van het Pieter Baan Centrum, opgemaakt door H.A. van Kempen, psycholoog en W. Malkus, psychiater. Deze deskundigen komen tot de volgende conclusie en advies.
De verdachte is ruim tien jaar, van 1994 tot 2004, behandeld geweest in twee tbs-klinieken. Het betreft een in zijn ontwikkeling gestagneerde, angstige en onzekere man bij wie een narcistische persoonlijkheidsstoornis is geconstateerd, waardoor hij zeer gevoelig is voor krenkingen, die hij ervaart als ondermijnend voor zijn zelfgevoel. Ter compensatie is hij geneigd tot het loochenen van dergelijke gevoelens van kleinheid en somberheid en het omzetten daarvan in grootheid, waarbij hij zichzelf opblaast tot een supermens en anderen een lesje wil leren. Daarnaast is bij de verdachte sprake van een bipolaire stoornis, welke gekenmerkt wordt door stemmingswisselingen bestaande uit manische en depressieve episoden. Tijdens manische fases is er bij hem sprake van een geprikkelde en expansieve stemming.
Tijdens het tenlastegelegde speelde de stoornis in aanzienlijke mate door. De verdachte verkeerde immers in een toestand van hypomaan en dus geprikkeld, expansief gestemd en neigend tot antisociaal gedrag, waardoor hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts is de kans op herhaling van feiten als de onderhavige groot, waarbij mishandeling denkbaar is, temeer nu de verdachte, hoewel hij aangeeft zijn medicatie te zullen blijven gebruiken, zichzelf in deze op grond van zijn stoornis wederom zal overschatten. Nu medicatietrouw essentieel is om nieuwe manische ontregelingen te voorkomen en aannemelijk is dat de verdachte zich zal laten verleiden tot drugsgebruik, wellicht vanuit de gedachte dat weed hem rustiger zal maken, adviseren de deskundigen aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. Vanwege het ontoereikende ziekte-inzicht en de kans dat de verdachte zich op basis van zelfoverschatting voortijdig aan behandeling zal onttrekken dan wel zijn medicatie zal staken, wordt de mogelijkheid tot terbeschikkingstelling met voorwaarden verworpen.
Het hof neemt de conclusie van de gedragsdeskundigen over en maakt deze tot de zijne.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat hij sinds één jaar medicatietrouw is en dat hij voornemens is zijn medicatie te zullen blijven gebruiken, omdat hij meent thans over voldoende ziekte-inzicht te beschikken en ervan doordrongen is dat hij zonder medicijnen niet normaal kan functioneren.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 4 januari 2006, blijkt dat de verdachte eenmaal is veroordeeld voor het plegen van een poging tot diefstal met geweldpleging.
Gelet op de zich bij de verdachte voordoende gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, de ernst van de begane feiten en de noodzaak van bescherming van de veiligheid van anderen
is het hof van oordeel dat, nu ook aan de overige voorwaarden is voldaan, aan de verdachte de maatregel
van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a (oud), 37b, 57, 282 en 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. M.J. Bax-Luhrman, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 januari 2006.