ECLI:NL:GHSGR:2006:AV0602

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200419905 PO
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J.H. Gerritzen
  • M.P.J.G. van der Putten-Göbbels
  • C.M.P. Flint-Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 januari 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Middelburg, dat op 12 juli 2005 was gewezen. De veroordeelde, Dawid S[.], was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en had een taakstraf opgelegd gekregen. Het hof moest zich buigen over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortkwam uit de teelt van hennep. De veroordeelde had verklaard dat hij ongeveer EUR 4.500 had besteed aan de opzet van zijn kwekerij en dat hij een opbrengst van EUR 8.000 had gerealiseerd met de oogst. Het hof heeft de kosten voor de aanschaf van de hennepplanten, de afschrijving van duurzame goederen en de elektriciteitskosten in aanmerking genomen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uiteindelijk heeft het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vastgesteld op EUR 4.750. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de veroordeelde verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij de vordering van het openbaar ministerie en de argumenten van de veroordeelde zijn meegewogen. Het hof heeft geconstateerd dat de veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de toekomst niet in staat zou zijn om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004199-05 PO
Parketnummer: 12-730033-05
Datum uitspraak: 23 januari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Middelburg van 12 juli 2005 in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde:
Dawid S[.]
Procesgang
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Middelburg van 12 juli 2005 is de veroordeelde, voor zover hier van belang, onder meer terzake van het in zijn strafzaak onder 1 bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De politierechter in de rechtbank te Middelburg heeft bij vonnis van 12 juli 2005 aan de veroordeelde, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 6.000,=.
De veroordeelde heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 5 december 2005.
Vordering van het openbaar ministerie
De vordering van het openbaar ministerie van 22 juni 2005 houdt in dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal EUR 7.625,= (zevenduizend zeshonderdvijfentwintig euro), ter ontneming van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in zijn strafzaak onder 1 bewezenverklaarde feit.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op EUR 7.325,= en dat de veroordeelde wordt veroordeeld tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde naar voren is gebracht.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de vordering
Naar het oordeel van het hof heeft de veroordeelde tot het hierna vermelde bedrag wederrechtelijk voordeel verkregen door middel van het in zijn strafzaak onder 1 bewezenverklaarde feit.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de veroordeelde vorenbedoeld voordeel heeft verkregen op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Motivering van de op te leggen maatregel
Veroordeelde heeft tegenover de politie verklaard dat hij eenmaal heeft geoogst en dat de opbrengst van zo'n 4 kilo hennep hem EUR 8.000,= heeft opgeleverd. Het hof zal op basis van deze verklaring het wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op genoemd bedrag van EUR 8.000,=.
Aannemelijk is geworden dat veroordeelde kosten heeft gemaakt met betrekking tot deze oogst.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij ongeveer EUR 4.500,= heeft besteed voor de aanschaf van goederen bestemd om de kwekerij op te zetten. Uitgaande van dat bedrag zal het hof deze kosten - nu naar algemene ervaringsregels met deze duurzame goederen in beginsel vijf oogsten per jaar kunnen worden bewerkstelligd en rekening houdend met een afschrijvingstermijn van deze goederen van drie jaren - op EUR 4.500,= : 15 = EUR 300,= bepalen.
Naast de kosten voor de aanschaf van de ongeveer 150 hennepplanten heeft veroordeelde kosten moeten maken voor voeding van de planten met water, potgrond en dergelijke. Mede gelet op de door veroordeelde genoemde aanschafprijs van EUR 2,50 per plant, zal het hof bepalen dat deze kosten gesteld kunnen worden op EUR 4,40 per plant zijnde EUR 660,=.
Ten aanzien van de kosten van de elektriciteit overweegt het hof dat in de strafzaak is bepaald dat veroordeelde een bedrag van EUR 4.567,62 moet betalen aan de benadeelde partij Delta Netwerken BV in verband met diefstal van de elektriciteit. Ter zitting in hoger beroep heeft veroordeelde gezegd dat hij dit ook daadwerkelijk afbetaalt met EUR 200,= per maand. Het hof overweegt dat redelijkerwijs aangenomen mag worden dat de helft van genoemd bedrag in directe relatie staat met de oogst waarvan veroordeelde voordeel heeft genoten, nu deze kosten mede verband houden met de nieuwe kweek van zo'n 150 hennepplanten gedurende zo'n acht weken. Het hof zal voor de kosten van elektriciteit mitsdien EUR 2.283,81 aftrekken van het geschatte voordeel.
Het hof zal het verkregen voordeel daarom schatten op:
Opbrengst hennepoogst: EUR 8.000,=
Minus
Kosten planten EUR 660,=
Afschrijving duurzame goederen EUR 300,=
Kosten elektriciteit EUR 2.283,81
________________________________________________
Totale voordeel EUR 4.756,19
Gelet op bovenstaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat (afgerond) vast op
EUR 4.750,= (vierduizend zevenhonderdenvijftig euro).
De veroordeelde heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij geen, althans onvoldoende draagkracht heeft om aan de Staat enig geldbedrag te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is van oordeel dat - mede gelet op de leeftijd van de veroordeelde en de hoogte van het bedrag - niet aannemelijk is geworden, dat de veroordeelde in de toekomst niet in staat zou zijn aan enige betalingsverplichting te voldoen.
Het hof zal tevens de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op EUR 4.750,= (vierduizend zevenhonderdenvijftig euro).
Legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal EUR 4.750,= (vierduizend zevenhonderdenvijftig euro).
Dit arrest is gewezen door mr. J.J.H. Gerritzen, mr. M.P.J.G. van der Putten-Göbbels en mr. C.M.P. Flint-Van Noort in bijzijn van de griffier mr. I. Appel.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2006.