Uitspraak : 21 december 2005
Rekestnummer : 167-H-05
Rekestnr. rechtbank : 04-1190
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Groningen,
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
[verweerder],
wonende te ‘s-Gravenhage,
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. J. Dongelmans.
VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 17 augustus 2005, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden tot 1 november 2005 ter fine als vermeld in rechtsoverweging 5. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Nadien is van de zijde van de man op 1 november 2005 bij het hof een brief met bijlagen ingekomen. De bijlagen omvatten een arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 28 september 2005 (met rolnummer 0000288) en een door de man op 6 oktober 2005 ondertekende akte, waarin hij aangeeft te berusten in dit arrest.
Van de zijde van de vrouw is vervolgens op 11 november 2005 bij het hof een reactie ingekomen op de brief met bijlagen van de man van 1 november 2005. In zijn reactie schrijft de raadsman van de vrouw onder meer dat het hof er in de onderhavige procedure van uit kan gaan dat van de zijde van de vrouw geen cassatieberoep zal worden ingesteld tegen het hiervoor genoemde arrest 28 september 2005. Het hof begrijpt deze verklaring aldus dat ook de vrouw heeft berust in het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden.
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Ontvankelijkheid van de man in zijn wijzigingsverzoek
10. In zijn eerste incidentele grief stelt de man dat de rechtbank hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn wijzigingsverzoek. De man voert daartoe aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in het onderhavige geval wèl sprake is van een wijziging van omstandigheden.
11. De grief slaagt, zij het op andere gronden dan de door de man aangevoerde. Het hof is van oordeel dat een op artikel 1:401 lid 1 BW gegrond verzoek reeds ontvankelijk is indien door verzoeker onderbouwd wordt gesteld dát sprake is van een wijziging van omstandigheden, welke wijziging aan het verzoek ten grondslag wordt gelegd. In het onderhavige geval heeft de man - weliswaar voorwaardelijk en niet onder uitdrukkelijke verwijzing naar artikel 1:401 lid 1 BW, maar naar het oordeel van het hof wel voldoende duidelijk - gemotiveerd gesteld dát sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de door de rechtbank te ’s-Gravenhage bij beschikking van 5 augustus 1997 vastgestelde alimentatie niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Zulks betekent dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.
Wijziging van omstandigheden
12. Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden of de gestelde wijziging van omstandigheden zich inderdaad voordoet.
13. In zijn tussenbeschikking van 17 augustus 2005 heeft het hof overwogen dat - op dat moment - niet voldoende vaststond dat sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien nog niet met zekerheid viel vast te stellen dat de man aan de vrouw met terugwerkende kracht pensioentermijnen zou dienen te betalen. Naar het oordeel van het hof is die zekerheid er thans wel, nu het gerechtshof te Leeuwarden in zijn arrest van 28 september 2005 heeft geoordeeld dat de vrouw met ingang van 1 april 1994 aanspraak heeft op een deel van het door het ABP aan de man uitbetaalde ouderdomspensioen, en partijen het hof beide hebben bericht dat zij in deze uitspraak zullen berusten.
Alimentatieverplichting man
14. Naar het oordeel van het hof kan echter het enkele feit dát sprake is van een wijziging van omstandigheden in het onderhavige geval niet tot aanpassing van de eerder vastgestelde alimentatie leiden, dit vanwege de inhoud van het dictum van het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
15. In zijn arrest van 28 september 2005 heeft het gerechtshof te Leeuwarden een koppeling gemaakt tussen de aanspraken van de vrouw op een deel van het door het ABP aan de man uitbetaalde ouderdomspensioen en de alimentatieverplichting van de man. Het hof heeft in rechtsoverweging 12 overwogen - en tot uitgangspunt genomen - dat de man het aandeel van de vrouw in de aan hem vanaf 30 maart 1994 door het ABP uitbetaalde pensioentermijnen slechts dient te voldoen, indien en voor zover de bijdragen die de man telkens in een betreffend jaar in de kosten van levensonderhoud van de vrouw heeft voldaan, lager zijn dan bedoeld aandeel van de vrouw in de aan de man in dat jaar uitbetaalde pensioentermijnen. In het dictum heeft het hof vervolgens de man veroordeeld om aan de vrouw te voldoen:
1. voor wat betreft het jaar 1994: een bedrag van € 3.796,57, verminderd met hetgeen de man in de periode lopende van 30 maart 1994 tot en met 31 december 1994 als bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan de vrouw heeft voldaan en
2. voor wat betreft het jaar 1995 en volgende: een bedrag van € 5.062,11 per jaar, te rekenen vanaf 1 januari 1995 en voorts vanaf 1 januari 1995 jaarlijks cumulatief te vermeerderen met de door het ABP voor het betreffende jaar gehanteerde indexeringspercentages, alsmede telkens te verminderen met de alimentatie die de man vanaf 1 januari 1995 ingevolge de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 31 januari 1996 en de beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 5 augustus 1997 in een betreffend jaar aan de vrouw heeft voldaan dan wel zal voldoen.
16. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft derhalve geoordeeld dat de vrouw slechts recht heeft op ouderdomspensioen, voor zover haar rechten hierop hoger zijn dan hetgeen de man feitelijk aan alimentatie betaalt. Aldus heeft het hof feitelijk rekening gehouden met de alimentatieverplichting van de man. Aldus is de door de man aan zijn verzoek ten grondslag gelegde vrees, dat hij zonder wijziging van de geldende alimentatiebeslissing dubbel zal moeten betalen, te weten: pensioen èn alimentatie, ongegrond. Dit verzoek wordt derhalve bij gebrek aan belang afgewezen.
17. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de alimentatieverplichting van de man met ingang van 1 december 2005 wordt beëindigd en dat verlenging van deze termijn na ommekomst daarvan mogelijk is. Beide partijen hebben tegen dit oordeel grieven gericht. De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de alimentatieverplichting van de man per 1 december 2005 eindigt. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat verlenging van de door de rechtbank vastgestelde termijn na ommekomst daarvan mogelijk is.
18. Het hof overweegt als volgt.
In zijn arrest van 28 september 2005 heeft het gerechtshof te Leeuwarden vastgesteld dat de vrouw recht heeft op pensioenverrekening. Het hof heeft hiervoor in rechtsoverweging 13 geoordeeld dat dit een wijziging van omstandigheden oplevert. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de vraag wat de eventuele consequenties zijn van het arrest op het punt van de limitering. Partijen konden zulks ook niet doen, aangezien het arrest is gewezen op het moment dat zij hun processtukken reeds aan het hof hadden overgelegd. Het hof zal daarom allereerst de vrouw in de gelegenheid stellen om zich binnen vier weken na de datum van deze beschikking schriftelijk uit te laten over de vraag hoe haar financiële situatie is per 1 december 2005, zonder en met alimentatie van de man, ervan uitgaande dat zij recht heeft op pensioenverrekening. Het hof wil van de vrouw derhalve weten wat de financiële consequenties zijn van het - eventueel - wegvallen van de door de man te betalen alimentatie. Vervolgens heeft de man daarna vier weken de tijd om op het door de vrouw overgelegde stuk te reageren.
19. Het hof zal iedere verdere beslissing ten aanzien van de limitering aanhouden.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
In het incidentele hoger beroep
wijst het verzoek van de man tot wijziging van de alimentatie af;
In het principale en incidentele hoger beroep:
stelt de vrouw in de gelegenheid om zich binnen vier weken na heden aan het hof schriftelijk uit te laten over hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 18 is bepaald, met afschrift hiervan aan de man;
stelt de man in de gelegenheid om op het door de vrouw over te leggen stuk binnen vier weken na ontvangst daarvan te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Tanja-van den Broek en Van der Burght, bijgestaan door mr. Sierksma als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2005.