GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
20 december 2005
nummer BK-04/01948
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aan-sprakelijkheid X B.V., statutair gevestigd te Z, betreffende de uitspraak van de Inspecteur P, tegen de na te noemen aanslag.
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 137.565.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak is de aanslag gehandhaafd.
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 273. De Inspecteur heeft een ver-weerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 november 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen. Belangheb-
bende is door de griffier bij aangetekende brief verzonden op
5 oktober 2005, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier bij TPG Post ingewonnen informatie is voormelde brief op 7 oktober 2005 aan belanghebbende uitgereikt.
2.3. Bij brief van 12 oktober 2005 heeft belanghebbende om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Bij brief van 17 oktober 2005 is het verzoek van belanghebbende afgewezen.
2.4. Op 9 november 2005 is ter griffie van het Gerechtshof van de zijde van belanghebbende een geschrift binnengekomen. Het Hof heeft geen aanleiding gezien dit geschrift als gedingstuk aan te merken en naar aanleiding daarvan het feitelijk onderzoek te heropenen.
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is opgericht op 11 februari 2000. Het maatschappelijk kapitaal bedraagt ƒ 200.000 waarvan ƒ 40.000 is geplaatst en is volgestort. De aandelen zijn in de jaren 2000 en 2001 in handen van de directeur en enig aandeelhouder
A (hierna: A).
3.2. De activiteiten van belanghebbende - het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden - zijn gestart op 1 januari 2000, als voortzetting van de werkzaamheden van B., waarvoor A procuratiehouder was. De werkzaamheden van belanghebbende zijn per 15 september 2001 beëindigd. Belanghebbende is inge-volge een besluit van de algemene vergadering van aandeelhou-ders van 15 september 2001 ontbonden en er zijn geen bekende baten in de boedel aanwezig gevonden. Op 3 oktober 2001 is zij opgehouden te bestaan. Daarbij is A als bewaarder van de boeken en bescheiden aangesteld. Vanaf 12 september 2001 zijn de werkzaamheden voortgezet als eenmanszaak voor rekening en risico van A onder de naam C.
3.3. De Inspecteur is op 9 oktober 2003 een boekenonderzoek bij belanghebbende gestart. Na de aanvang is het onderzoek afgebroken wegens persoonlijke omstandigheden aan de kant van de boekhouder van belanghebbende. Ondanks herhaald schriftelijk rappelleren om het boekenonderzoek voort te zetten bij brieven van 10 respectievelijk 15 oktober 2003 heeft zulks bij gebrek aan medewerking van belanghebbende geen doorgang kunnen vinden.
Daarbij heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht de admini-stratie, waaronder de ontbrekende grootboekkaarten, op het kantoor van de Inspecteur te bezorgen. In de laatstvermelde brief is gewezen op het bepaalde in artikel 54 juncto artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
3.4. Op basis van de ingediende aangifte van belanghebbende over het onderhavige jaar en gebruikmakend van de tijdens het eerste controlebezoek verkregen informatie heeft de Inspecteur de aanslag in afwijking van de aangifte vastgesteld naar een belastbaar bedrag van ƒ 137.565.
3.5. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de navolgende correcties op de aangegeven winst aangebracht:
- minder afschrijving schrobmachine ƒ 22.037
- minder afschrijving kantoorinventaris ƒ 14.000
- winst op overgedragen vervoermiddelen ƒ 7.000
- lagere inkoopprijs ƒ 65.885
- lagere kantoorkosten ƒ 11.000
- lagere diverse kosten ƒ 13.000
- lagere vervoerskosten ƒ 5.000.
Het totaalbedrag van de correctie beloopt ƒ 137.565. Het aangegeven verlies groot ƒ 357 is bij het vaststellen van de aanslag - naar de Inspecteur ter zitting heeft verklaard - ten onrechte niet in aanmerking genomen.
3.6. Nadat het beroepschrift reeds bij het Hof was ingediend heeft belanghebbende, ingevolge een daartoe strekkend verzoek van de Inspecteur, die daarbij heeft aangegeven dat belangheb-bende niet tot medewerking was verplicht, zich bereid verklaard alsnog medewerking te verlenen aan een boekonderzoek. Daartoe heeft de (externe) administrateur van belanghebbende op
24 maart 2005 de administratie aan de Inspecteur overhandigd. Dat onderzoek heeft ertoe geleid dat de Inspecteur de aanvanke-lijk aangebrachte correcties bij verweer heeft gewijzigd. Deze correcties luiden thans:
- minder afschrijving schrobmachine ƒ 22.037
- minder afschrijving kantoorinventaris ƒ 14.000
- winst op overgedragen vervoermiddelen ƒ 7.000
- verschil inkopen volgens administrateur ƒ 1.740
- creditcard a-land privé ƒ 5.884
- creditcard a-land privé ƒ 4.590
- geen inkoopfacturen ƒ 33.613
- geen inkoopfacturen ƒ 12.878
- geen inkoopfacturen ƒ 5.672
- geen inkoopfacturen ƒ 975
- parkeervergunning, onroerendezaakbelasting privé,
levensmiddelen ƒ 1.913
- verschil kantoorkosten volgens administrateur ƒ 296
- niet in bankboek opgenomen omzet (3 posten) ƒ 6.707
- verschil diverse kosten volgens administrateur ƒ 14.363
- verschil vervoerskosten volgens administrateur ƒ 3.720.
Het totaalbedrag van deze correcties is ƒ 135.388.
3.7. Tot de bezittingen van belanghebbende behoorde een op
17 november 2000 aangeschafte schrobmachine voor een bedrag van
ƒ 31.411. De leverancier heeft hierop een garantie voor een termijn van twee jaren verleend. Tevens heeft hij op 21 febru-ari 2001 onderhoud gepleegd. De leverancier heeft verklaard toen geen specifieke gebreken te hebben aangetroffen. De lever-ancier heeft de waarde van de schrobmachine bij een leeftijd van een jaar - afhankelijk van het aantal draaiuren - geschat tussen ƒ 16.528 en ƒ 22.037 (€ 7.500 en € 10.000). Belangheb-bende heeft verklaard dat de schrobmachine kapot is gegaan en is vernietigd. De Inspecteur heeft zulks niet geloofwaardig geacht en heeft uit dien hoofde op de aangegeven winst een correctie van ƒ 22.037 aangebracht.
3.8. Belanghebbende bezat kantoorinventaris. Deze heeft blijkens de jaarrekening voor het jaar 2001 onder meer bestaan uit: een Xerox kopieermachine, kasten, meubilair en een computer met een printer, met een boekwaarde op 1 januari 2001 van ƒ 13.720. In het jaar 2000 is voor een bedrag van ƒ 20.580 geïnvesteerd in kantoorinventaris. Belanghebbende heeft gesteld dat bij het ontruimen van het kantoor van belanghebbende in verband met de sloop van het gebouw waarin zij kantoorruimte had gehuurd de inventaris door een medewerker van de opruimingsdienst voor vernietiging is afgevoerd. De Inspecteur heeft zulks niet aannemelijk geacht en heeft de afschrijving tot op nihil niet geaccepteerd en een correctie van ƒ 14.000 aangebracht.
3.9. In 2000 heeft belanghebbende een bestelbus voor een bedrag van ƒ 64.000 gekocht. Na staking van de onder-neming van belanghebbende is deze bestelbus door A over-genomen. Een taxatierapport is niet aanwezig. De Inspecteur heeft de meerwaarde boven de boekwaarde geschat op ƒ 7.000 en de aangegeven winst met dit bedrag gecorrigeerd. Belanghebbende is voor de heffing van omzetbelasting met deze correctie akkoord gegaan.
3.10. Voorts heeft de Inspecteur een aantal correcties aangebracht ter zake van de hierna vermelde rubrieken:
3.10.1. De aangegeven omzet heeft de Inspecteur gecorrigeerd ter zake van drie facturen (exclusief omzetbelasting) gericht aan de D studio (ƒ 2.000 en ƒ 4.655) en factuur aan
E BV (ƒ 51,75), totaal ƒ 6.707. Deze omzet was niet in het als bankboek aangeduide deel van de administratie opgenomen.
3.10.2. De inkoopprijs van de omzet bedraagt volgens de gedane aangifte ƒ 112.199. Volgens de nadere opgave van de admini-strateur bedraagt deze ƒ 110.459. Het verschil, zijnde een bedrag van ƒ 1.740, is door de Inspecteur tot de winst gerekend.
3.10.3. Voorts zijn twee contante opnamen (ƒ 15.325 op 3 janu-ari 2001 en ƒ 40.000 op 6 september 2001) geboekt als inkoop van omzet. Facturen ontbreken. Belanghebbende heeft geen afzon-derlijke kasadministratie gevoerd. Correctie (na eliminatie omzetbelasting) ƒ 12.878 respectievelijk ƒ 33.613.
3.10.4. De bankafschriften met de nummers 125 en 130 ontbreken. De administrateur heeft het verschil met het voorafgaande en het opvolgende bankafschrift als inkoop geboekt. De Inspecteur heeft deze niet als zodanig aanvaard nu de facturen en de naam van de leverancier ontbreken. Deze posten (na eliminatie van de omzetbelasting) zijn gecorrigeerd voor ƒ 975 respectievelijk
ƒ 5.672.
3.10.5. In de rubriek inkoopkosten van de omzet heeft de Inspecteur afrekeningen op basis van creditcards aangetroffen. Facturen ontbreken; slechts namen en bedragen zijn vermeld. De meeste uitgaven zijn in het buitenland, meer in het bijzonder a-land, gedaan. De Inspecteur heeft deze uitgaven niet in aftrek aanvaard en ƒ 5.884 (Visa, ANWB) en ƒ 4.590 (Primeline) gecorrigeerd.
3.10.6. De vervoerskosten hebben volgens de opgave van de administrateur ƒ 8.626 bedragen. In de aangifte is daarvoor een bedrag van ƒ 12.346 verantwoord. De Inspecteur heeft het verschil ƒ 3.720 gecorrigeerd.
3.10.7. Voorts heeft de Inspecteur diverse kosten gecorrigeerd aangezien deze als privé-uitgaven dienen te worden aangemerkt dan wel omdat volgens de opgave van de administrateur deze kostenposten tot een lager bedrag zijn gemaakt dan in de ingediende aangifte van belanghebbende is verantwoord. Voor een volledig overzicht van deze kosten verwijst het Hof naar de opsomming in 6.5.2.4 in het verweerschrift van de Inspecteur.
3.11. Ter zitting heeft de Inspecteur zijn standpunt nader gewijzigd in dier voege dat alsnog met het aangegeven verlies groot ƒ 357 rekening moet worden gehouden en dat de p.m.-correctie achterwege dient te blijven.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de correcties op de aangegeven winst juist zijn, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
4.2. Belanghebbende voert ter ondersteuning van haar standpunt - zakelijk weergegeven - aan dat de ingediende aangifte juist is. Belanghebbende heeft opgehouden te bestaan bij gebrek aan baten. Voorts heeft zij in voldoende mate medewerking verleend aan het boekenonderzoek. Bovendien is een deel van de admini-stratie door diefstal verloren gegaan.
4.3. De Inspecteur houdt de juistheid van de aanslag staande in dier voege dat deze nader moet worden vastgesteld naar een belastbaar bedrag van ƒ 135.031 (ƒ 135.388 - ƒ 357).
4.4. Voor een nadere uiteenzetting van de gronden waarop partijen de wederzijdse standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
5. Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring aan het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 6.643 (-ƒ 357 + ƒ 7.000).
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de onderwerpelijke aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 135.031.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan als bedoeld in artikel 27e, onderdeel a, AWR. Daartoe acht het Hof beslissend de correcties ter zake van de schrobmachine, de kantoorinventaris en de verkoopopbrengst van de vervoermiddelen. Hetgeen belanghebbende dienaangaande heeft gesteld acht het Hof, zulks gelet op hetgeen de Inspec-teur daartegenover heeft aangevoerd niet geloofwaardig. Tevens dragen de verschillen in de kosten die zijn geconstateerd bij vergelijking van enerzijds de opgave van de administrateur en hetgeen belanghebbende anderzijds in haar jaarrekening over het onderwerpelijke jaar ter zake heeft vermeld bij aan het bewijs dat niet de vereiste aangifte in de zin van de wet is gedaan. Op belanghebbende rust derhalve de last te doen blijken dat de onderwerpelijke aanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd.
6.2. Ten aanzien van de correcties is het Hof van oordeel dat belanghebbende daartoe geen dan wel volstrekt onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. Ook overigens is het Hof van oordeel dat de Inspecteur met hetgeen hij in de van hem afkomstige gedingstukken heeft aangevoerd deze correcties naar aard en omvang en daarmee de hoogte van het door hem nader vastgestelde belastbaar bedrag in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt. Het Hof komt tot het oordeel dat niet kan worden gezegd dat de Inspecteur de aanslag niet in redelijkheid tot het - nader door hem ter zitting voorgestane - belastbare bedrag van ƒ 135.031, met inachtneming van hetgeen onder 3.11 is vermeld, heeft vastgesteld.
6.3. De stelling van de Inspecteur dat uit hoofde van het weigeren medewerking te verlenen aan het boekenonderzoek de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard ten laste van belanghebbende (artikel 52, lid 6 juncto artikel 27e AWR) behoeft, gelet op het hiervoor onder 6.1 en 6.2 overwogene, geen behandeling meer.
6.4. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond en moet worden beslist zoals hierna te melden.
7. Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroor-delen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu noch sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand noch van andere kosten die op de voet van artikel 1 van het Besluit proces-kosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
7.2. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 135.031 (€ 61.274 ), en
- gelast de Staat der Nederlanden het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 273 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Tijnagel, Van Walder-veen en Engel, in tegenwoordigheid van de gerechtsauditeur
mr. Postema. De beslissing is op 20 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van de Vijver) (Tijnagel)
Aangetekend aan
Partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
??
nummer BK-04/01948 blz. 9/9