ECLI:NL:GHSGR:2005:AU6918

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200282605
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak betreffende overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 november 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Middelburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van EUR 500, subsidiair tien dagen hechtenis, wegens het niet naleven van voorschriften uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De tenlastelegging betrof een incident op 10 oktober 2004, waarbij de verdachte zou hebben nagelaten zorg te dragen voor de juiste afhandeling van gevaarlijke stoffen aan boord van een motorschip in de Buitenhaven van Vlissingen.

Tijdens het onderzoek heeft het hof vastgesteld dat de vervoerder en de werkgeefster van de verdachte niet zijn gehoord in het opsporingsonderzoek. De verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de overtreding niet als schipper aan boord was en dat hij op basis van zijn arbeidsovereenkomst niet verplicht was om aanwezig te zijn. Bovendien ontbraken instructies van de werkgeefster met betrekking tot de aanwezigheid van een deskundige, zoals vereist door de regelgeving.

Het hof heeft, gelet op deze omstandigheden, geconcludeerd dat de verdachte niet als dader kan worden aangemerkt voor het hem tenlastegelegde feit. De rechtbank had het vonnis waarvan beroep niet in stand kunnen houden, omdat het hof zich niet kon verenigen met de bewezenverklaring van de tenlastelegging. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het tenlastegelegde feit had begaan. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak in het kader van de verantwoordelijkheden van betrokken partijen in de logistieke keten van gevaarlijke stoffen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002826-05
Parketnummer(s): 12-039542-04
Datum uitspraak: 23 november 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Middelburg van 14 april 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 november 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van
EUR 500,= subsidiair tien dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat hij op 10 oktober 2004 al dan niet in vereniging met een ander het motorschip "[naam]", waarin zich gevaarlijke stoffen bevonden, afgemeerd heeft laten liggen in de Buitenhaven van de gemeente Vlissingen terwijl een tweetal voorschriften van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen niet in acht werd genomen.
Door en namens de verdachte is betoogd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken om reden dat de betreffende - op het ADNR gebaseerde - voorschriften zich richten tot de vervoerder en niet tot de verdachte.
Naar aanleiding hiervan overweegt het hof als volgt.
Uit de ten tijde van het tenlastegelegde in werking getreden zijnde Wijziging Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen in verband met herstructurering ADNR [Staatscourant 12 december 2002, nr. 240/pag.20] volgt dat deze wijziging is ingegeven door een tweejaarlijkse revisie van het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR). In de toelichting op deze wijziging wordt het volgende opgemerkt: "Verder is de gelegenheid te baat genomen om duidelijk te maken wie op welk moment in de logistieke keten verantwoordelijk is voor de uitvoering van bepaalde voorschriften. Dit betreft twee categorieën. Enerzijds zijn de verplichtingen van afzender, vervoerder en geadresseerde in de keten verduidelijkt. Anderzijds zijn aan de logistieke keten nu groepen dienstverleners toegevoegd die werkzaamheden verrichten voor de afzender, vervoerder dan wel geadresseerde. Hun verantwoordelijkheden zijn ook expliciet omschreven."
De beide in de tenlastelegging genoemde voorschriften zijn opgenomen in Deel 7 van het ADNR met als opschrift "Voorschriften voor het laden, vervoeren, lossen en de overige behandeling van de lading".
Nu in het opsporingsonderzoek is nagelaten de vervoerder en werkgeefster van de verdachte te horen naar aanleiding van de door de opsporingsambtenaar geconstateerde overtreding gaat het hof uit van de juistheid van de door de verdachte gegeven verklaring dat hij ten tijde van die overtreding niet als schipper aan boord was van het motorschip, daartoe krachtens zijn met die werkgeefster gesloten arbeidsovereenkomst ook niet verplicht was en dat hem door die werkgeefster ook geen nadere instructies waren verstrekt zorg te dragen voor de aanwezigheid van de in randnummer 7.2.3.15 bedoelde deskundige.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden is het hof met de verdediging van oordeel dat de verdachte op die tiende oktober 2004 niet als dader kan worden aangemerkt van het hem tenlastegelegde feit.
Een en ander heeft tot gevolg dat naar het oordeel van het hof hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend is bewezen.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Borgesius, S.K. Welbedacht en J.A. van Kempen, in bijzijn van de griffier mr. L. Hansman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 november 2005.