ECLI:NL:GHSGR:2005:AU5117

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200391004
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvoering en gijzeling met betrekking tot een uitzendbedrijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 oktober 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte Orhan G., die betrokken was bij de ontvoering van de broer van de eigenaar van een uitzendbedrijf. De verdachte en mededaders hebben het slachtoffer opgewacht voor de woning van diens broer, waar zij hem onder bedreiging met een pistool ontvoerden en twee dagen in gijzeling hielden. Tijdens de gijzeling werd het slachtoffer mishandeld en onder druk gezet om losgeld te betalen. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de ontvoering, inclusief het ronselen van mededaders en het voeren van onderhandelingen over het losgeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gijzeling en wapenbezit, en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd. De advocaat-generaal had een hogere straf geëist, maar het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde benadrukt, evenals de noodzaak om krachtig op te treden tegen wapenbezit en geweld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003910-04
Parketnummer: 09-754021-04
Datum uitspraak: 21 oktober 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 13 augustus 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Orhan G[.]
thans verblijvende in PI Haaglanden - HvB Zoetermeer te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 januari 2005 en 7 oktober 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering nader omschreven, vermeld staat en van welke nadere omschrijving tenlastelegging een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Verzoek tot het horen van een getuige
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij het horen van de getuige [naam]
De zaak is door het hof bij gelegenheid van de op 13 januari 2005 gehouden pro-forma zitting naar aanleiding van het desbetreffende verzoek van de raadsman van de verdachte terugverwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken teneinde [naam] middels een rogatoire commissie als getuige te horen. Op 16 maart 2005 is een rechtshulp verzoek ingediend. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 7 oktober 2005 overgelegd een conceptverslag van de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2005 met daaraan gehecht het rechtshulpverzoek aan Bulgarije en de reactie daarop van het Bulgaarse Ministerie van Justitie, uit het Bulgaars vertaald. Hieruit blijkt dat de verzochte getuige op 10 maart 2004 via Grensovergang Kapitan Andrevo op weg naar Turkije het land is uitgereisd. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting medegedeeld dat er geen enkel aanknopingspunt is om verder onderzoek te doen naar de verblijfplaats van de getuige.
Gelet op het bovenstaande wijst het hof het verzoek af, omdat het onaannemelijk is dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn gehoord kan worden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
In het dossier is naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs voorhanden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen of medeplegen van diefstal van de in de tenlastelegging onder 2 genoemde goederen van het slachtoffer. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van gijzeling.
3. Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een zakelijk geschil met de eigenaar van een uitzendbedrijf, heeft de verdachte samen met anderen de broer van de eigenaar van dat bedrijf ontvoerd en twee dagen in gijzeling gehouden. De verdachte en een aantal mededaders hebben het slachtoffer opgewacht
's avond voor de woning van diens broer. Eén van de mededaders hield een pistool op het slachtoffer gericht en bedreigde hem verbaal met de dood. Vervolgens heeft een mededader het slachtoffer met tape geblinddoekt en zijn handen vastgebonden. Het slachtoffer is onder bedreiging van een pistool in een auto gegooid en vervoerd naar een woning, alwaar zijn voeten werden samengebonden met tape. Hij werd voortdurend bewaakt en is ook mishandeld. Door de verdachte werd verschillende malen telefonisch onderhandeld met de broer van het slachtoffer over het losgeld dat betaald moest worden en de plaats waar het losgeld en het slachtoffer overgedragen zouden worden. Hierbij trad de verdachte verbaal grof op en uitte hij bedreigingen.
De verdachte is nauw bij het plannen en de uitvoering van de ontvoering en gijzeling betrokken geweest en heeft het gebruik van geweld niet geschuwd. De verdachte heeft ook mededaders geronseld.
Dit mede door de verdachte gepleegde feit draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en daarnaast brengt een dergelijk feit bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg. De verdachte heeft slechts oog gehad voor eigen financieel gewin.
Tevens heeft de verdachte samen met anderen een pistool met munitie voorhanden gehad. Dit wapen is ook gebruikt bij de gijzeling. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden; het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof meegewogen het feit dat de verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 282a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55(oud) van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G.M. van Rijnberk, A.L.J. van Strien en M.L.A. Filippini, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 oktober 2005.