ECLI:NL:GHSGR:2005:AU4450

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200260305
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in economische strafzaak op basis van zorgplicht volgens de Wet goederenvervoer over de weg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 oktober 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, een rechtspersoon, was in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde en veroordeeld tot een geldboete van EUR 2.000,- voor het onder 2 tenlastegelegde. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich heeft gebaseerd op de tekst van de tenlastelegging en de relevante wetgeving, met name artikel 4 van de Wet goederenvervoer over de weg.

Het hof heeft vastgesteld dat de vervolging van de verdachte kennelijk is gebaseerd op de zorgplicht zoals vastgelegd in artikel 4, eerste lid, van de Wet goederenvervoer over de weg. Deze bepaling legt de zorg voor de naleving van de wet bij de hoofden of bestuurders van de onderneming en het toezichthoudend personeel dat schriftelijk met deze zorg is belast. De wetgever heeft deze personen expliciet als normadressaat aangewezen, wat betekent dat de zorgplicht niet zonder meer kan worden toegeschreven aan de rechtspersoon zelf.

De Memorie van Toelichting bij de wet bevestigt deze interpretatie, waarbij wordt benadrukt dat de zorgplicht binnen de onderneming moet worden toegewezen aan specifieke personen. Het hof heeft ook verwezen naar de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, die vergelijkbare bepalingen bevatte, maar die niet zijn overgenomen in de huidige wetgeving. Gezien deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, en heeft het de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover het aan zijn oordeel was onderworpen en heeft opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002603-05
Parketnummer(s): 10-156324-04
Datum uitspraak: 14 oktober 2005
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 16 september 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte rechtspersoon]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 september 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van EUR 2.000,-.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is kennelijk niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Gelet op de tekst van de tenlastelegging, waarin wordt verwezen naar de in artikel 4, eerste lid, van de Wet goederenvervoer over de weg vervatte zorgplicht, is de vervolging van de verdachte kennelijk gebaseerd op de laatstgenoemde bepaling. Blijkens deze bepaling in samenhang met artikel 4, tweede lid, van de voornoemde wet berust de zorg voor de naleving van het krachtens die Wet bepaalde op de hoofden of bestuurders van de betreffende onderneming, alsmede op toezichthoudend personeel dat schriftelijk met de zorg voor de naleving van die bepalingen is belast. Nu de wetgever uitdrukkelijk deze personen als normadressaat heeft aangewezen, kan de specifiek aan de normadressaat opgelegde zorgplicht niet zonder meer als de na te leven verplichting van de rechtspersoon worden aangemerkt.
De Memorie van Toelichting bij artikel 4 - toen nog artikel 5 - stelt immers: "Dit artikel is overgenomen uit de WAG. Ook onder het nieuwe regime blijft behoefte bestaan aan een zorgplicht, die de mogelijkheid biedt binnen de onderneming hierop bepaalde personen (cursivering hof) te kunnen aanspreken"(MvT, Stb 1992, 145).
Het hof wijst er in dit kader nog op dat de - inmiddels door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen vervangen - Wet gevaarlijke stoffen in artikel 9, eerste en tweede lid, bepalingen bevatte welke in essentie gelijkluidend waren aan artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet goederenvervoer over de weg. Blijkens de Wetsgeschiedenis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft de wetgever onderkend dat artikel 9, eerst en tweede lid, van de Wet gevaarlijke stoffen "de mogelijkheden van het algemeen strafrecht om de onderneming respectievelijk de personen binnen de onderneming te vervolgen, kan beperken", reden waarom dat artikel in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen niet is overgenomen (zie de conclusie van mr. Machielse bij het arrest van de Hoge Raad d.d. 27 november 2001, LJN AD 4412). Blijkens de hiervoor aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting, Staatsblad 1992, 145 heeft de wetgever die lijn ten aanzien van de Wet goederenvervoer over de weg evenwel niet gevolgd.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Silvis, A.L.J. van Strien en L.A.J.M. van Dijk, in bijzijn van de griffier mr. B.P.L. de Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 oktober 2005.