ECLI:NL:GHSGR:2005:AU2869

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200092805
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van huisgenoot en zoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 september 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf voor mishandeling van zijn huisgenoot en zoon. In hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het mishandelen van zijn zoon, maar dat zijn handelen bedoeld was als een pedagogische maatregel. Het hof heeft dit verweer verworpen, oordelend dat de gedragingen van de verdachte de grenzen van wat opvoedkundig aanvaardbaar is, ver overstijgen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling door zijn huisgenoot met een videoband te slaan en met een mes te snijden, en door zijn zoon in het gezicht te slaan en te schoppen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij het hof de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof houdt in dat het eerdere vonnis is vernietigd en dat de verdachte opnieuw is veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000928-05
Parketnummer(s): 09-114221-04
Datum uitspraak: 14 september 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Gravenhage van
26 januari 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 31 augustus 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Toelichting op het onder 2 bewezenverklaarde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het mishandelen van zijn zoon, doch dat zijn handelen was bedoeld als een pedagogische maatregel om zijn zoon te corrigeren.
Het hof verwerpt dit verweer. De gedragingen van de verdachte, zoals bewezen verklaard, overstijgen in hoge mate de grenzen van hetgeen uit opvoedkundig oogpunt noodzakelijk of aanvaardbaar zou kunnen zijn.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich ten opzichte van zijn huisgenoot schuldig gemaakt aan mishandeling, doordat hij een videoband tegen zijn hoofd heeft gegooid en hem met een mes heeft gesneden. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn zoon, doordat hij zijn zoon in het gezicht heeft geslagen en heeft geschopt. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de beide slachtoffers.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 12 november 2004, al eens is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat na te melden taakstraf in de vorm van een werkstraf alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ter voorkoming van nieuwe, strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
40 (veertig) uren,
te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G.M. van Rijnberk, A.J.M. Kaptein en W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. B.P.L. De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2005.