Hieruit begrijpt het hof dat Medinol (slechts) de (op p.19 met blauw en groen ingekleurde) macroringen van de Express stent die in de omtreksrichting, loodrecht op de langsas van de stent zijn geori?nteerd en die 180o uit fase verlopen als “first meander patterns” aanmerkt. De eveneens in de omtreksrichting van de stent zich uitstrekkende microringen (in hun geheel beschouwd) worden in de uitleg van Medinol niet tot de “first meander patterns” gerekend en evenmin tot de “ second meander patterns” ; de microringen als geheel blijven als ”meander patterns” buiten beschouwing.
Als loodrecht op de “first meander patterns” (de macroringen) zich uitstrekkende “second meander patterns” wijst Medinol patronen aan die in de figuur op p.19 met rood zijn ingekleurd. Elk patroon omvat lusdelen van opeenvolgende macroringen en verbindingselementen tussen de macroringen die elk bestaan uit twee rechte axiale verbindingsstaven en twee daartussen gelegen lussen van de tussen de desbetreffende macroringen gelegen microring. Aldus zijn volgens Medinol de “second meander patterns” vervlochten met de “first meander patterns” (de macroringen) op de wijze zoals in conclusie 1 is aangegeven, behoudens dat niet letterlijk is voldaan aan kenmerk D2, inhoudende “that one loop (18, 20) of each of the second meander patterns (12) is disposed between all neighboring first meander patterns (11)”. Dit laatste kenmerk is volgens Medinol in de Express stent op equivalente wijze verwezenlijkt.
9.8. Met het niet tot de “first” en “second meander patterns” rekenen van de microringen en de inkleuring van “second meander patterns”, waarbij gedeelten van de microringen buiten beschouwing worden gelaten, geeft Medinol een zeer specifieke uitleg aan de in conclusie 1 vermeld passage: (…) “first meander patterns (11) extending in a first direction and second meander patterns (12) extending in a second direction, different from the first direction”. Zulks omdat, zoals Boston Scientific c.s. stellen, de buiten beschouwing gelaten delen van de microringen wel degelijk een technische functie hebben, bijvoorbeeld als ondersteuning voor de vaatwand in de geëxpandeerde toestand van de stent (zie pleitaantekeningen Boston Scientific c.s. in eerste instantie, onder 53). Aangezien ook Medinol van mening is dat met de onderhavige afsplitsing een stent is verschaft met een goede uniforme vaatondersteuning (zie de pleitnotities van Medinol in hoger beroep onder 3.1), zou het in de rede liggen de microringen in hun geheel te beschouwen, te meer daar de vakman weet dat in de hoofdconclusie van het octrooi toch al die technische kenmerken dienen te worden vermeld die het technische effect van de uitvinding bepalen.
Bovendien elimineert Medinol naar het oordeel van het hof met het buiten beschouwing laten van de microringen (in hun geheel) in wezen ook het probleem van de axiale krimp van de microringen bij expansie en wordt voorts in het midden gelaten hoe de axiale krimp van de microringen wordt opgevangen (voorkomen en/of gecompenseerd ), hetgeen niet geheel valt te verenigen met het beroep van Medinol op equivalentie waarbij immers “een in wezen zelfde resultaat” aan de orde is. Dat de door Medinol voorgestane uitleg van de “first” en “second meander patterns” in beginsel inderdaad een willekeurige is, zoals Boston Scientific c.s. stellen, blijkt uit de oppositieprocedure ten aanzien van het afgesplitste Europese octrooi EP 0.846.450 B1 (zie tussenbeschikking van de Oppositieafdeling van 21 mei 2004, productie 60 van Boston Scientific c.s.) waarin opposante I (Scimed Life Systems, Inc.) zich eveneens van deze specifieke uitleg heeft bediend voor het bestrijden van de nieuwheid van de stent volgens conclusie 1 van het octrooi EP 0.846.450:
“O I (hof: Scimed Life Systems, Inc) also referred to the embodiment of figure 8 in D5 (EP 0.540.290 A2 (“Lau”), hof) which in his view deprives claim 1 of novelty. Particular reference is made to the passage of the description, column 5, lines 39-49.
O I equates rings 1, 4 and 7 (numbered from the top of the drawing to the bottom) with odd and even serpentine sections (see Annex 7/3-Attachment 8 in the minutes). Parts of rings 2 and 3 would constitute the flexible links and the junction between a straight portion 13 with this flexible link would then provide an area of inflection.”
De Oppositieafdeling, die opposante I (Scimed Life Systems, Inc) niet volgde, heeft overwogen “The opposition division does not accept this interpretation which appears to be too artificial. In particular, the view according to which only a portion of ring 12 would constitute a flexible link appears arbitrary. In fact, the skilled man, when considering the teaching of D5, would not be able to identify in a full ring 12, a specific portion which should be equated with a flexible link”. This would be different if the pink portion in Annex 7/3 (Attachment 8 in the minutes) could have been distinguished in some way, e.g. being made of a different material or having a different thickness. It follows that a flexible link could only be identified in a complete ring 12.”
Dit houdt in, toegepast op de microringen van de Express stent, dat de gemiddelde vakman ook in de microringen geen deel kan onderscheiden dat kan worden gelijkgesteld met een flexibel verbindingselement, omdat de microringen kennelijk over de gehele omtrekslengte van hetzelfde materiaal zijn vervaardigd en een gelijkmatige dikte hebben (dunner dan die van de macroringen (zie memorie van grieven onder 23)), hetgeen niet door Medinol is bestreden.
Derhalve zal ook in het onderhavige geval de vakman een verbindingselement met een bepaalde flexibiliteit slechts zien in een complete microring tussen twee naburige macroringen. Boston Scientific c.s. stellen in hoger beroep dienaangaande: Vanwege het gebruik van afwisselend macro en microringen zijn de stents van Boston Scientific minder stijf dan die volgens de octrooien van Medinol (hetgeen ook juist het marktprobleem van de NIR stents was)(pleitaantekeningen van Boston Scientific c.s.in hoger beroep, onder 33)
9.9. Uit het bovenstaande volgt dat de specifieke uitleg van Medinol in beginsel niet juist is.
Dit zou anders zijn indien in de beschrijving en de tekeningen van het octrooi duidelijke aanwijzingen te vinden zouden zijn voor de specifieke uitleg van Medinol van conclusie 1 van het octrooi.
Derhalve rijst de vraag hoe de gemiddelde vakman, die conclusie 1 leest, de daarin gebruikte begrippen “first” en ”second meander patterns” zal begrijpen in het licht van de beschrijving en de tekeningen.
9.10.Naar het oordeel van het hof is nergens in het octrooi, noch in de conclusies, noch de beschrijving en de tekeningen, ook maar een geringe aanwijzing te vinden dat bepaalde in de omtreksrichting verlopende zigzagringen kunnen worden aangemerkt als niet behorend tot de “vertical (first) meander patterns”, of dat delen van zulk een zigzagring kunnen worden beschouwd als verbindingselementen tussen de aan weerszijden van die zigzagring gelegen in de omtreksrichting verlopende zigzagringen, waarbij de overige delen van de tussen gelegen zigzagring buiten beschouwing blijven. Ook is in de tijdens de procedure genoemde literatuur geen algemene stand der techniek aangetroffen, die aannemelijk maakt dat deze uitleg tot de kennis behoort die de gemiddelde vakman door zijn opleiding en/of ervaring heeft of die hij onmiddellijk in een handboek kan vinden, op grond waarvan hij een en ander in het octrooi zal “meelezen”.
Nadere analyse van de conclusies in het licht van de beschrijving en de tekeningen van het octrooi, zoals hierna opgenomen, bevestigt juist dat het tegendeel het geval is.
9.11.Het doel van de onderhavige uitvinding is in het octrooischrift omschreven als het verschaffen van een stent die meer flexibel is en minder krimpt dan de stents volgens US-A-5.102.417, welke immers in de niet geëxpandeerde toestand relatief stijve “grafts” hebben en krimpen bij expansie. Daaromtrent wordt verder vermeld:
This object is achieved according to the present invention by a stent as defined in claim 1.
De verleende conclusie 1 is niet in de gebruikelijke “two-parts”-vorm geredigeerd, zodat niet onmiddellijk duidelijk is wat de nieuwe technische kenmerken zijn waarin de onderhavige stent zich onderscheidt van de bekende stent volgens US-A-5.102.417.
Naar het oordeel van het hof is uit het octrooischrift US-A-5.102.417 bekend (zie aldaar in het bijzonder de figuren 7-10 en kolom 11, regel 48 - kolom 13, regel 11) een stent (70’) voorzien van een aantal buisvormige elementen (“grafts”) (70) die zijn verbonden door flexibele spiraalvormige verbindingselementen (100) die coplanair met het cilindervormige oppervlak van de stent zijn aangebracht. Elke “graft” (70) bestaat uit twee in de omtreksrichting gelegen zigzagringen (meandervormige patronen) met dezelfde amplitudo en golflengte, die 180º uit fase zijn, een even en een oneven zigzagring, waarbij de naar elkaar toe gerichte toppen van naburige even en oneven zigzagringen met elkaar zijn verbonden door (tot) een kort verbindingselement (77) (zie Fig.10 en 1A,1B), zodat elke “graft” gesloten axiale sleuven (82) omvat. De verbindingselementen (100) die zich over een, op het buisoppervlak gelegen spiraalgedeelte, uitstrekken verbinden elk de toppen van de lussen van naburige zigzagringen die ten opzichte van elkaar over een periode zijn verschoven.
Tijdens transport van de stent (in niet geëxpandeerde toestand, zie aldaar Fig. 9) kunnen de relatief stijve “grafts” (70) ten opzichte van elkaar buigen door vervorming van de flexibele verbindingselementen (100), waarbij de verbindingselementen (102) aan de buitenzijde van een bocht worden gestrekt en de verbindingselementen (102) aan de binnenzijde van de bocht worden samengedrukt. De verbindingselementen (77) in de ‘grafts” vervormen niet. Bij expansie van de stent (zie Fig.10) vindt ook vervorming plaats van de flexibele spiraalvormige verbindingselementen (100) tussen de “grafts”. De verbindingselementen (77) vervormen in axiale richting echter niet; elementen (77) vormen (in axiale richting) niet vervormbare, vaste scharnierpunten voor de daarmee verbonden benen (75) van de lussen van de even en de oneven zigzagring van de desbetreffende “graft” (zie US-5.102.417, kolom 7, regel 64 - kolom 9, regel 3).
Ten opzichte van dit uitgangspunt onderscheidt de stent volgens het octrooi zich door twee technische kenmerken, namelijk, dat
(a) alle naburige “grafts” met elkaar zijn verbonden door (flexibele en vervormbare)
verbindingselementen bestaande uit een enkele lus (“one loop”18, resp. 20) – in
plaats van de (flexibele en vervormbare) spiraalvormige verbindingselementen (100) van
de bekende stent - ter plaatse van direct tegenover elkaar gelegen en naar elkaar toe
gerichte toppen van de zigzagringen van naburige “grafts” en dat