ECLI:NL:GHSGR:2005:AU0501

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200229904
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J.H. Gerritzen
  • H.W.J. de Groot
  • C.M. le Clercq-Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord door initiatiefneming en uitvoering van een dodelijk plan

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 4 augustus 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, die samen met vier mededaders betrokken was bij een plan om haar schoonvader te vermoorden, is als initiatiefnemer van dit plan aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat er geen invoelbaar motief of morele scrupule aanwezig was bij de verdachte tijdens de voorbereiding en uitvoering van de moord. De verdachte heeft haar mededaders, die haar schoonvader niet kenden, gevraagd om haar te helpen en heeft hen voorzien van de noodzakelijke informatie voor de uitvoering van het plan. De uitvoering van het plan was zakelijk en ongeëmotioneerd, wat het hof als huiveringwekkend heeft ervaren.

Het hof heeft de ernst van de daad en de gevolgen voor de naasten van het slachtoffer in overweging genomen. De daders hebben onherstelbaar leed veroorzaakt en de rechtsorde ernstig geschokt, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ondanks dat het hof de verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde feit, is de opgelegde gevangenisstraf van veertien jaren door de rechtbank passend en geboden geacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien jaren, met aftrek van voorarrest, en het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002299-04
Parketnummer(s): 10-030135-03
Datum uitspraak: 4 augustus 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 13 april 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 juli 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof beschouwt verdachtes feitelijke handelingen als medeplegen van moord, omdat de verdachte bij de voorbereiding en uitvoering van het misdrijf nauw en volledig met de mededaders heeft samengewerkt. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met vier mededaders deelgenomen aan een plan om haar schoonvader te vermoorden. Van enig invoelbaar motief of herkenbare aanleiding voor deze moord, van enige morele scrupule of enig gewetensbezwaar bij de verdachte tijdens de voorbereiding van de voornemens of de uitvoering ervan is het hof niet gebleken.
De verdachte is bovendien de initiatiefnemer van het plan. Zij heeft de mededaders, die haar schoonvader niet kenden, gevraagd haar bij te staan, zij heeft ze de voor de uitvoering van het plan noodzakelijke gegevens verschaft en zij heeft bijgedragen aan het opzetten van een val voor haar schoonvader waarbij een mededader tenslotte de dodelijke schoten lost. De zakelijke en ongeëmotioneerde wijze waarop de groep een plan maakt en de snelheid en vanzelfsprekendheid waarmee dat plan dan wordt uitgevoerd zijn huiveringwekkend.
Door de moord hebben de daders onherstelbaar leed berokkend aan de naasten van het slachtoffer, terwijl ze bovendien de meest centrale verbodsbepaling van de strafwet, het verbod een ander van het leven te beroven, hebben overtreden.
Door deze moord is de rechtsorde ernstig geschokt, mede omdat deze bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat blijkens de Justitiële Documentatie de verdachte hier te lande niet eerder is veroordeeld.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is.
Hieraan doet niet af dat het hof de verdachte van het primair tenlastegelegde feit vrijspreekt, nu de wettelijk toegestane maximale straf voor het primair en subsidiair tenlastegelegde feit gelijk is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J.H. Gerritzen,
H.W.J. de Groot en C.M. le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. B.P.L. de Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 augustus 2005.