Rolnummer: 22-003814-04
Parketnummer: 09-754081-02
Datum uitspraak: 28 juni 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 21 juli 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 21 maart 2005, 10 juni 2005, 13 juni 2005 en 14 juni 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie nader omschreven, vermeld staat.
Van de dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair,
6 subsidiair, 6 meer subsidiair en 7 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 primair, 2 en
3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld in het vonnis.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte en de officier van justitie is blijkens door de raadsman en de
advocaat-generaal gedane mededelingen op de terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 5, 6 en 7 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd
met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet
gegeven verbod;
2 : deelneming aan een organisatie die tot
oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
3 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd
met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van
de Opiumwet gegeven verbod;
4 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd
met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van
de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen als vermeld in het vonnis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie zich op professionele wijze bezig hield met de (organisatie van) invoer van cocaïne en uitvoer van XTC-pillen. In dat
verband heeft de verdachte zich binnen een periode van ruim een jaar actief samen met anderen bezig gehouden met de invoer van zeer grote hoeveelheden (446 en 3065 kilo) cocaïne. Daarbij werd gebruik gemaakt van het bedrijf waarin verdachte werkzaam was en van bedrijven van medeverdachten, waarbij door deze bedrijven te importeren fruit als dekmantel voor de invoer van de cocaïne fungeerde.
Daarnaast hebben de verdachte en mededaders zich beziggehouden met de uitvoer van -een niet gering aantal- XTC-pillen naar het buitenland.
Deze feiten dragen bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne en XTC, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten wordt bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen.
Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Bovendien leidt de grootschalige handel in verdovende middelen tot samenhangende vormen van ernstige criminaliteit. Er is sprake van een zeer ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Het hof heeft voorts bij de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte in de criminele organisatie een actieve rol heeft gespeeld.
Verdachte regelde namens de leider van de organisatie, de medeverdachte [naam], veelal de 'dagelijkse gang van zaken' en nam, bij diens afwezigheid, deze waar.
Het hof rekent dit alles de verdachte zeer ernstig aan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, eerder tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld voor het plegen van - ander-soortige - strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof overweegt in dit verband nog dat de ernst van de feiten en de rol van verdachte, een en ander mede bezien in het licht van de door het hof aan de medeverdachte [naam] opgelegde straf, niet een gevangenisstraf als door de advocaat-generaal gevorderd rechtvaardigen.
De op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 3 en 4 vermelde en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 2 en 5 tot en met 13 vermelde voorwerpen, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 2 (oud), 10 en 10 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57 en 140 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 3 en 4 vermelde voorwerpen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 2 en 5 tot en met 13 vermelde voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Oosterhof, De Groot en Heemskerk,
in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juni 2005.
Mr. Heemskerk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.