ECLI:NL:GHSGR:2005:AT9300
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Stille
- J. Duindam
- M. van Leuven
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter tot kennisneming appelschrift tegen ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen woonachtig in Turkije
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg de kinderrechter in Rotterdam verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen en hen uit huis te plaatsen. De kinderen, [kind 1], [kind 2] en [kind 3], zijn sinds maart 2005 niet langer woonachtig in Nederland, maar verblijven in Turkije. Dit leidde tot de vraag of het hof bevoegd was om het verzoek van de moeder te behandelen, gezien de wijziging van de woonplaats van de kinderen.
Het hof overweegt dat de bevoegdheid van de rechter in het algemeen wordt bepaald door het tijdstip waarop de tussenkomst in eerste aanleg wordt ingeroepen. Echter, in dit geval is het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 van toepassing, dat bepaalt dat de bevoegdheid van de rechter aansluit bij de gewone verblijfplaats van de minderjarige ten tijde van de maatregel. Aangezien de kinderen nu in Turkije verblijven, concludeert het hof dat het zich onbevoegd moet verklaren om van het verzoek van de moeder kennis te nemen.
De moeder had in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 24 februari 2005 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen was vastgesteld. Tijdens de zitting op 29 juni 2005 werd duidelijk dat de moeder de kinderen zonder overleg met jeugdzorg naar Turkije had gebracht en niet van plan was hen terug te brengen naar Nederland. Jeugdzorg was inmiddels op de hoogte van de situatie en had geen verzoek gedaan tot onmiddellijke terugkeer van de kinderen. Het hof heeft uiteindelijk besloten zich onbevoegd te verklaren en de zaak niet verder te behandelen.