Rolnummer: 22-005508-04
Parketnummer: 10-010000-04
Datum uitspraak: 13 juni 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 14 september 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 mei 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft een beroep gedaan op psychische overmacht/ putatieve overmacht op gronden als weergegeven in de aan het proces-verbaal van de zitting van 30 mei 2005 gehechte copie-pleitnota. Het hof verwerpt dit beroep en overweegt daarbij als volgt.
Aannemelijk is geworden dat -kort gezegd- het slachtoffer zich in de periode voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meermalen intimiderend en dreigend tegenover verdachte en zijn mededaders heeft opgesteld. Het zou echter te ver gaan om te concluderen dat daarom ten tijde van het delict sprake was van een zodanige psychische dwang om het slachtoffer te doden dat weerstand daartegen redelijkerwijs niet van verdachte gevergd kon worden.
Het hof neemt hierbij met name in aanmerking dat verdachte geacht mag worden om zich te hebben gerealiseerd dat hij, door het slachtoffer samen met anderen te doden, de grens van de proportionaliteit ten opzichte van eerdergenoemd gedrag van het slachtoffer en de daardoor ontstane situatie verre zou overschrijden. Bovendien moet verdachte geacht worden zich te hebben kunnen realiseren dat hem en zijn mededaders mogelijkheden open stonden om zich feitelijk aan dat gedrag van het slachtoffer te onttrekken door zich buiten diens bereik te begeven. Het hof verwerpt daarom het hiervoor genoemde beroep.
Wel zal het hof de omstandigheden voorafgaand aan het plegen van het bewezenverklaarde feit tot uitdrukking brengen in de hoogte van de op te leggen straf.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft, samen met zijn mededaders, het slachtoffer op gruwelijke wijze van het leven beroofd. Op een dergelijk misdrijf, waarvan de ernst voor zich spreekt, dient in beginsel te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Echter, het hof houdt bij het bepalen van de straf - evenals de rechtbank - terdege rekening met de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan in de aanloop naar het plegen van het bewezenverklaarde feit. Aannemelijk is namelijk geworden dat de aan harddrugs verslaafde vader van de vriendin van verdachte met zijn veelvuldig jegens verdachte en andere gezinsleden geuite bedreigingen bij hem angst en spanningen heeft opgeroepen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Wurzer, Van der Putten-Göbbels en De Groot, in bijzijn van de griffier mr. De Boer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juni 2005.