ECLI:NL:GHSGR:2005:AT4659

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/1136
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Fasseur-van Santen
  • Kiers-Becking
  • Van Lierop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om antwoord van de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake mededingingsrechtelijke vragen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 januari 2005 een arrest gewezen in het hoger beroep van de coöperatieve vereniging Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur U.A. (hierna: PO) tegen een besloten vennootschap. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 1 juli 2004, waarin het hof voornemens was om vragen te stellen aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen. In het huidige arrest heeft het hof de vragen geformuleerd die aan de Commissie worden voorgelegd, met betrekking tot de toepassing van artikel 81 van het EG-verdrag en de mogelijke ontheffingen daarop.

Het hof heeft vastgesteld dat PO bezwaar heeft gemaakt tegen de omvang en inhoud van de door de geïntimeerde genomen aktes, maar heeft geoordeeld dat deze aktes niet buiten beschouwing kunnen worden gelaten. De vragen die aan de Commissie worden voorgelegd, betreffen onder andere de status van een verzoek van PO en de vraag of bepaalde besluiten van een ondernemersvereniging in strijd zijn met het mededingingsrecht.

Het hof heeft besloten dat de procedure wordt geschorst in afwachting van het antwoord van de Commissie op de gestelde vragen. De griffier van het hof zal de Commissie een afschrift van het procesdossier zenden en partijen op de hoogte houden van de correspondentie. De zaak zal opnieuw op de rol worden geplaatst na ontvangst van het antwoord van de Commissie, waarna partijen hun memorie kunnen indienen.

Uitspraak

Uitspraak: 27 januari 2005
Rolnummer: 02/1136
Rolnr. rechtbank: 00/94
HET GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE, vijfde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
de coöperatieve vereniging Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur U.A.,
gevestigd te Yerseke, gemeente Reimerswaal,
appellante, tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde,
hierna ook te noemen: PO,
procureur: mr. E. Grabandt,
advocaten: mr. P.W.H.M. Haans (Bergen op Zoom) en mr. G. van der Wal (Brussel),
tegen
de besloten vennootschap [geïntimeerde],
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerde, tevens voorwaardelijk incidenteel appellante,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. W. Taekema,
advocaat: mr. U.T. Hoekstra (Middelburg).
Het verdere geding
Het hof verwijst naar zijn in deze zaak gewezen tussenarrest van 1 juli 2004. Ter uitvoering van dat arrest heeft [geïntimeerde] een akte, met producties, en een aanvullende akte, met een productie, genomen, en heeft PO een akte, met producties, genomen. Partijen hebben de procesdossiers andermaal overgelegd en arrest gevraagd.
De verdere beoordeling van het hoger beroep
1. In het tussenarrest van 1 juli 2004 is onder meer overwogen dat het hof voornemens is vragen aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna ook: de Commissie) te stellen en is door het hof een aantal vragen geformuleerd, waarover partijen zich konden uitlaten.
2. PO maakt in haar akte na het tussenarrest bezwaar tegen de omvang en inhoud van de door [geïntimeerde] genomen aktes. Alhoewel aan PO kan worden toegegeven dat de door haar wederpartij genomen aktes uitvoeriger zijn dan was voorzien in het tussenarrest van 1 juli 2004, acht het hof geen termen aanwezig om de aktes van [geïntimeerde], die ter rolle zijn toegelaten, buiten beschouwing te laten. In deze aktes worden immers (afgezien van het verzoek dat het hof zich tot de Nma zal wenden) geen onderwerpen aangesneden die geen betrekking hebben op de aan de Commissie voor te leggen vragen, terwijl gesteld noch gebleken is dat PO, die in haar akte op de beide aktes van [geïntimeerde] (gedeeltelijk voorwaardelijk) heeft gereageerd, door de omvang en inhoud van de aktes van [geïntimeerde] in haar verdediging is geschaad.
3. Het commentaar van partijen op de in het arrest van 1 juli 2004 voorshands verwoorde vragen aan de Commissie geeft het hof aanleiding de vragen als volgt te formuleren:
1. Kan de Commissie bevestigen dat zij een verzoek van de Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur heeft ontvangen, gedateerd 2 mei 2000, primair inhoudend te bevestigen dat artikel 81, lid 1, EG toepassing mist, subsidiair om van toepassing te verklaren de uitzonderingen van artikel 2, lid 1, van Verordening Nr. 26 dan wel om een ontheffing te verlenen op grond van artikel 81, lid 3, EG?
2. Kan de Commissie aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de behandeling van dat verzoek en of, wanneer en in welke vorm zij op dat verzoek zal beslissen?
3. Hoe luidt het standpunt van de Commissie ten aanzien van de volgende kwesties:
a) Vormen het Reglement en de Bijlage, mede gelet op het beleid van de Nederlandse overheid ten aanzien van de uitgifte van visvergunningen en de uitgifte van kweekpercelen, in beginsel door artikel 81, lid 1, EG verboden besluiten van een ondernemersvereniging, die de mededinging beperken en de handel tussen de lidstaten kunnen beïnvloeden?
b) Vallen het Reglement en Bijlage I in beginsel onder het toepassingsbereik van Verordening Nr. 26?
c) Indien het antwoord op vraag b) bevestigend luidt, voldoen het Reglement en Bijlage I aan de in artikel 2, lid 1, van Verordening Nr. 26 genoemde voorwaarden voor de niet-toepasselijkheid van artikel 81, lid 1, EG?
d) Komen het Reglement en Bijlage I in aanmerking voor het verlenen van een ontheffing op de voet van artikel 81, lid 3, EG en zal de Commissie daartoe overgaan?
4. Wenst de Commissie op de voet van punt 31 van de Mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de rechterlijke instanties van de EU-lidstaten bij de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (Pb C 101 van 27.4.2004, blz. 54) opmerkingen te maken in deze procedure?
5. De griffier van het hof zal aan de Commissie een afschrift van het procesdossier zenden. In de begeleidende brief zal het hof de Commissie verzoeken aan te geven binnen welke termijn de Commissie verwacht haar antwoord te kunnen geven. De griffier zal partijen een afschrift verstrekken van de correspondentie tussen het hof en de Commissie. De zaak zal na ontvangst van het antwoord van de Commissie weer op de rol worden geplaatst voor memorie aan de zijde van PO, waarop [geïntimeerde] bij antwoordmemorie zal kunnen reageren.
6. In afwachting van het antwoord van de Commissie op de vragen van het hof wordt de procedure geschorst.
Beslissing
Het gerechtshof:
- verzoekt de Commissie van de Europese Gemeenschappen (Directoraat-generaal Concurrentie, B-1049 Brussel) een antwoord te geven op de hiervoor onder 3 geformuleerde vragen;
- bepaalt dat de griffier van het gerechtshof zal handelen zoals hiervoor onder 4 is overwogen;
- verstaat dat de procedure, in afwachting van het antwoord op de vragen, wordt geschorst.
Dit arrest is gewezen door mrs. Fasseur-van Santen, Kiers-Becking en Van Lierop en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.