ECLI:NL:GHSGR:2005:AT4375

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/1225
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Wild
  • B. Beyer-Lazonder
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor waterschade door illegale hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 februari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de verhuurder, vof Ladestein, voor waterschade die is ontstaan in de bedrijfsruimte van Pipo's Boetiek. De schade was het gevolg van een illegale hennepkwekerij die door de verhuurder was gedoogd. Pipo's Boetiek had de bedrijfsruimte gehuurd en op 13 augustus 2000 was er waterschade ontstaan door het overlopen van een waterreservoir op de tweede etage van het pand, waar de hennepkwekerij zich bevond. De rechtbank had eerder de vorderingen van Pipo's Boetiek afgewezen, maar het hof oordeelde dat de verhuurder tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Het hof stelde vast dat de verhuurder op de hoogte moest zijn geweest van de hennepkwekerij, aangezien de toegang tot deze ruimte alleen mogelijk was via de opslagruimte die door de verhuurder werd gebruikt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde vof Ladestein tot betaling van een schadevergoeding van € 7.859,64 aan Pipo's Boetiek en € 2.468,06 aan Klaverblad, de verzekeraar die een deel van de schade had vergoed. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van de schade en de datum van de uitbetaling door de verzekeraar.

Uitspraak

Uitspraak: 25 februari 2005
Rolnummer: 02/1225
Zaaknummer rechtbank: 5277/01
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
1. PIPO'S BOETIEK VOF,
2. [APPELLANT 2],
gevestigd, respectievelijk wonende, te [vestigings-/woonplaats],
3. [APPELLANT 3],
wonende te [woonplaats],
4. KLAVERBLAD SCHADEVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ NV,
gevestigd te Zoetermeer,
appellanten,
1, 2 en 3 hierna te noemen: (in enkelvoud) Pipo's Boetiek,
4 hierna te noemen: Klaverblad
procureur: mr. H.C. Grootveld,
tegen
1. VOF LADESTEIN,
2. [GEINTIMEERDE 2],
3. [GEINTIMEERDE 3],
gevestigd, respectievelijk wonende, te [vestigings-/woonplaats],
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: (in enkelvoud) Ladestein,
dan wel elk afzonderlijk: vof Ladestein, [geintimeerde 2] en [geintimeerde 3],
procureur: mr. L.M.J. Verheul-Duijverman.
Het verloop van het geding
Bij exploten van 10 september 2002 is Pipo's Boetiek in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 juni 2002 door de rechtbank te Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, gewezen tussen partijen. Bij memorie van grieven heeft Pipo's Boetiek vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door Ladestein bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens hebben partijen schriftelijk gepleit, gerepliceerd en gedupliceerd. Tenslotte hebben partijen onder overlegging van de stukken arrest gevraagd.
De beoordeling
1. Het hof gaat uit van de feiten zoals die door de rechtbank onder het kopje "De vaststaande feiten" van het bestreden vonnis zijn vastgesteld, nu die vaststelling als zodanig in hoger beroep niet wordt bestreden.
2. Het gaat om het volgende:
- Pipo's Boetiek heeft van Ladestein met ingang van 1 oktober 1999 een bedrijfsruimte gehuurd op de begane grond aan de Voorstraat 152 te Dordrecht. De bedrijfsruimte werd door Pipo's Boetiek geëxploiteerd als kledingwinkel.
- Op 13 augustus 2000 is waterschade in en aan de bedrijfsruimte ontstaan die is veroorzaakt door het overlopen van een waterreservoir op de tweede etage van het pand. Dit waterreservoir maakte deel uit van een illegale hennepkwekerij.
- Ter vaststelling van de schade die Pipo's Boetiek door dit voorval heeft geleden aan inventaris en goederen, is in opdracht van Klaverblad een expertiserapport opgemaakt door Coolen Expertise B.V. te Den Bosch.
De vastgestelde schade aan inventaris en inboedelgoederen bedraagt
ƒ 18.397,-- exclusief BTW. Wegens onder-verzekering heeft Klaverblad van die schade een bedrag van ƒ 5.438,88 aan appellante sub 2 (verder [appellant 2]) uitgekeerd. Door die betaling is Klaverblad gesubrogeerd in de rechten van [appellant 2].
- [geintimeerde 2] is in zijn hoedanigheid van vennoot van vof Ladestein bij brief van Pipo's Boetiek d.d. 17 augustus 2000 aansprakelijk gesteld voor de door Pipo's Boetiek geleden schade als gevolg van de overstroming op
13 augustus 2000.
- Pipo's Boetiek vordert (hoofdelijke) veroordeling tot betaling van de somma van ƒ 20.229,37 met de wettelijke rente sedert 13 augustus 2000 en Klaver-blad vordert (hoofdelijke) veroordeling tot betaling van de somma van
ƒ 5.438,88 met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2000.
- De rechtbank heeft de vorderingen gebaseerd op toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst (de primaire grondslag) afgewezen en de berechting en afdoening van de(zelfde) vorderingen op basis van onrechtmatige daad (de subsidiaire grondslag) verwezen naar de sector civiel van de rechtbank.
3.1. Grief I luidt: "Ten onrechte heeft de kantonrechter nagelaten vast te stellen dat Ladestein zelf de illegale hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, althans dat daarvan het (bewijs)vermoeden bestaat behoudens tegenbewijs door Ladestein."
3.2. Grief II luidt: "Ten onrechte heeft de kantonrechter in de vaststelling van de feiten niet betrokken dat Ladestein, zo zij deze al niet zelf exploiteerde althans deed exploiteren, zij in ieder geval op de hoogte was, althans had behoren te zijn van de illegale hennepkwekerij.". Het hof zal deze grieven tezamen bespreken, nu zij zich hiervoor lenen.
3.3. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of Ladestein als verhuurder jegens Pipo's Boetiek toerekenbaar is tekort geschoten in die zin, dat zij Pipo's Boetiek niet het rustig genot van het gehuurde heeft verschaft tijdens de huur-overeenkomst. Pipo's Boetiek heeft in dit verband gesteld, dat er een aantal feiten en omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid, althans waardoor dient te worden aangenomen, dat [geintimeerde 2] althans Ladestein de hennepkwekerij in eigen beheer heeft geëxploiteerd. Daartoe voert zij onder meer aan, dat Ladestein c.q. [geintimeerde 2] tijdens het onderzoek door politie en justitie niet in staat is geweest concrete gegevens met betrekking tot de gestelde persoon van de huurder van de tweede verdieping en de gestelde huurovereenkomst te verstrekken.
3.4. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Hoewel Ladestein bij conclusie van antwoord in punt 5 spreekt over een huurder van de etage, waar de hennepkwekerij is aangetroffen, heeft zij vervolgens bij conclusie van dupliek (punt 5a) hiervan met nadruk afstand genomen en uitdrukkelijk niet als verweer gevoerd, dat zij de tweede verdieping had verhuurd aan een derde. In hoger beroep heeft Ladestein dit bij dupliek ingenomen standpunt niet gewijzigd. Dit heeft tot gevolg, dat in deze procedure het uitgangspunt geldt dat genoemde verdieping niet verhuurd was ten tijde van de overstroming. Evenmin is gesteld of gebleken, dat de verdieping bij een derde in gebruik was.
3.5. Pipo's Boetiek heeft gesteld, dat Ladestein in de persoon van [geintimeerde 2] de hennep-kwekerij zelf exploiteerde dan wel dat [geintimeerde 2] wist althans had kunnen weten, dat op de betreffende verdieping een illegale hennepkwekerij werd geëxploiteerd. Ladestein heeft beide stellingen betwist en naar voren gebracht dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij.
3.6. Het hof overweegt als volgt.
Tussen partijen staat vast, dat [geintimeerde 2] eigenaar is van het gehele pand aan de Voorstraat 152 te Dordrecht inclusief de tweede etage waar de politie op 13 au-gustus 2000 in een opslagruimte een hennepkwekerij heeft aangetroffen.
Voorts staat het volgende vast als door Pipo's Boetiek gesteld en door Ladestein erkend of niet betwist:
- De opslagruimte op de tweede verdieping kan uitsluitend via de achterzijde van het pand worden bereikt.
- [geintimeerde 2] heeft een gedeelte van de begane grond aan de achterzijde in gebruik als opslagruimte. In die ruimte staat een bureau van [geintimeerde 2].
- De opslagruimte (op de tweede verdieping) kan alleen worden bereikt langs een eigen opgang via de opslagruimte op de begane grond, waar het bureau van [geintimeerde 2] staat. Om op de opslagruime op de tweede verdieping te komen, dient men te beschikken over sleutels van een stalen hekwerk, van een rolluik aan de achterzijde en van een luik, dat de toegang naar de opslagruimte op de tweede verdieping afsluit.
- In de opslagruimte op de begane grond, waar het bureau van [geintimeerde 2] staat, zijn zes extra groepen voor de elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de opslagruimte op de tweede verdieping op reguliere wijze dat wil zeggen achter de elektriciteitsmeter van het energiebedrijf aangelegd.
3.7. Het hof is van oordeel, dat [geintimeerde 2] en daarmee Ladestein tenminste op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerij op de tweede etage. Uit de hierboven opgesomde feiten blijkt, dat de tweede etage alleen maar via de opslagruimte op de begane grond, die bij [geintimeerde 2] in gebruik was, kon worden bereikt en dat men over een aantal sleutels diende te beschikken om toegang te kunnen krijgen. Nu de opslagruimte niet was verhuurd of bij een derde in gebruik was en niet is gesteld of gebleken dat anderen dan [geintimeerde 2] over de voor de toegang noodzakelijke sleutels beschikten, moet geconcludeerd worden dat alleen [geintimeerde 2] toegang tot de tweede verdieping had althans dat anderen alleen met toestemming en met medewerking van [geintimeerde 2] op die tweede verdieping konden komen. Het kan dan ook niet anders dan dat Ladestein tenminste de hennepkwekerij heeft toegelaten en gedoogd en daarmee noodzakelijkerwijze op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Het verweer van Ladestein, dat het feit, dat Ladestein de hoge rekening van het energiebedrijf gepresenteerd kreeg en voldaan heeft, een duidelijke indicatie is dat Ladestein niet betrokken is geweest bij de exploitatie, die volgens Ladestein niet rendabel is als de energiekosten normaal moeten worden betaald, baat hem niet. Het hof heeft immers niet aangenomen dat Ladestein c.q. [geintimeerde 2] de kwekerij zelf exploiteerde, maar alleen dat zij c.q. hij op de hoogte van de aanwezigheid van de illegale kwekerij moet zijn geweest. De vraag of de kwekerij al dan niet rendabel was, is in dit verband dan ook niet relevant. Grief I faalt, omdat de vraag of Ladestein c.q. [geintimeerde 2] de kwekerij zelf exploiteerde, geen beantwoording behoeft. Grief II slaagt, zodat grief III aan de orde komt.
4.1. Grief III strekt ten betoge, dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat onvoldoende is komen vast te staan, dat het exploiteren van een illegale hennepkwekerij op zich een ernstig/verhoogd risico voor brand en/of wateroverlast met zich brengt. Met grief IV wordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Het hof zal deze grieven tezamen bespreken.
4.2. Het hof overweegt als volgt. De vraag of sprake was van een verhoogd risico voor brand is in de onderhavige kwestie niet van belang. Er is immers geen brand uitgebroken en de gestelde schade is niet veroorzaakt door waterschade als gevolg van brand of het blussen van brand. Het gaat dan ook alleen om de vraag of sprake was van een dusdanig verhoogd risico op wateroverlast dat Ladestein als verhuurder de illegale hennepkwekerij met de bijbehorende watervoorziening - tussen partijen staat vast dat het schade-veroorzakende water afkomstig was uit het overgelopen waterreservoir van de kwekerij - niet had mogen toelaten dan wel had mogen gedogen. Daaromtrent overweegt het hof het volgende. Ladenstein althans [geintimeerde 2] was op de hoogte en heeft minst genomen gedoogd, dat in de opslagruimte een hennepkwekerij werd geëxploi-teerd. Ook wanneer [geintimeerde 2] slechts gedoogde, brengt de omstandigheid dat [geintimeerde 2] ook eigenaar van de boven het gehuurde gelegen opslagruimte was, mede gelet op het feit dat het om een illegale hennepkwekerij ging, die voor Pipo's Boetiek overlast of gevaar, minst genomen, kon veroorzaken, met zich mee dat [geintimeerde 2] respectievelijk Ladestein op zijn respectievelijk haar verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst, hetzij tijdig maatregelen ter ontmanteling van de kwekerij had dienen te nemen, hetzij zodanige beveiligingsmaatregelen had dienen te nemen, zodanig dat Pipo's Boetiek redelijkerwijs niet met overlast als de onderhavige zou kunnen worden geconfronteerd. Nu [geintimeerde 2] dit een en ander heeft nagelaten en voorts gesteld noch gebleken is, dat [geintimeerde 2] tijdens zijn vakantie, toen zich de onderhavige overlast voordeed, enig toezicht op de illegale kwekerij heeft doen uitoefenen, dient naar het oordeel van het hof in de omstandighe-den van het geval geoordeeld te worden, dat Ladestein tekort geschoten is in de nakoming van haar op grond van de huurovereenkomst jegens Pipo's Boetiek rustende verplichtingen. Grief IV is derhalve terecht voorgedragen.
5.1. Grief V strekt ten betoge dat de rechtbank (sector kanton) de zaak ten onrechte heeft verwezen naar de sector civiel. In de toelichting voeren Pipo's Boetiek en Klaverblad aan dat de vorderingen in eerste aanleg hadden moeten worden toegewezen en dat de kantonrechter de zaak ten onrechte heeft verwezen naar de sector civiel.
5.2. Het hof overweegt als volgt. Nu de primair gestelde grondslag op gaat,
heeft de rechtbank, sector kanton, de zaak op grond van de subsidiaire grondslag, te weten onrechtmatige daad, ten onrechte verwezen naar de sector civiel van de rechtbank. De grief slaagt.
5.3. Thans moet bezien worden of de door Pipo's Boetiek gevorderde schade voor toewijzing in aanmerking komt. Het hof stelt voorop, dat de schade een direct en toerekenbaar gevolg is van de wanprestatie van de kant van Ladestein. Door de overstroming van de hennepkwekerij is, naar vast staat, water in de winkel gekomen en is een deel van het plafond van de winkel naar beneden gevallen. Ladestein is dan ook in beginsel aansprakelijk voor de ontstane schade aan inventaris en goederen van Pipo's Boetiek. Ladestein betwist, dat zij in verzuim was per 17 augustus 2000 dan wel 13 augustus 2000. Ladestein voert daartoe aan, dat zij bij brief van 17 augustus 2000 niet in gebreke is gesteld, doch slechts aansprakelijk en dat haar evenmin een termijn is gesteld om aan welke vordering uit hoofde van welke schadepost dan ook te voldoen. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Nu is geoordeeld, dat Ladestein toerekenbaar tekort is geschoten met betrekking tot de huurovereenkomst als gevolg van de overstroming van de hennepkwekerij op 13 augustus 2000 was op dat moment het leed reeds geschied zodat nakoming van de huurovereenkomst in de vorm van het rustig genot verschaffen op die dag en in de meteen daarop volgende periode niet meer mogelijk was. Een ingebrekestelling is in geval van blijvende onmogelijkheid niet vereist. Ladestein was op 13 augustus 2000 in verzuim.
5.4. Ladestein beroept zich voorts op artikel 5 van de huurovereenkomst (hof: Ladestein bedoelt artikel 4, slot), waarin staat dat verhuurder niet aansprakelijk is voor gebreken van welke aard dan ook, welke na het aanvaarden van het gehuurde daaraan mochten blijken of beweerd worden te zijn ontstaan. Dit beroep gaat niet op, omdat de vordering niet is gebaseerd op gebreken aan het gehuurde maar op het niet verschaffen van het rustig genot van het gehuurde.
5.5. Pipo's Boetiek vordert de volgende schadeposten:
a) ƒ 18.397,00 inventaris en inboedel bedrijfsruimte
b) ƒ 1.116,25 expertisekosten
c) ƒ 784,90 salvagekosten
d) ƒ 2.500,00 omzetderving wegens tijdelijke sluiting winkel
e) ƒ 1.233,84 bijkomende schadeposten
f) ƒ 1.636,26 buitengerechtelijke incassokosten
Totaal de somma van ƒ 25.668,25, waarop in mindering dient te worden gebracht het door Klaverblad uitgekeerde bedrag van ƒ 5.438,88, zodat resteert de somma van ƒ 20.229,37. Klaverblad vordert op grond van subrogatie het aan Pipo's Boetiek uitgekeerde bedrag van ƒ 5.438,88.
5.6. Ladestein betwist de schadeposten en bestrijdt dat van de gestelde omvang dient te worden uitgegaan. Het hof zal de schadeposten afzonderlijk bespreken.
5.7. Tegen het gevorderde bedrag onder a heeft Ladestein ingebracht, dat zij niet gehouden is de gevolgen van onderverzekering voor Pipo's Boetiek te vergoeden. Het hof is van oordeel, dat Ladestein schadeplichtig is geworden als gevolg van de hiervoor vermelde wanprestatie. Het feit dat Pipo's Boetiek onderverzekerd was, is hierbij niet van belang. Gesteld noch gebleken is immers, dat Pipo's Boetiek verplicht was haar inventaris en de voor verkoop bedoelde goederen te verzekeren. Voorts doet het feit, dat Ladestein niet in de gelegenheid is gesteld de beweerdelijk geleden schade in een vroegtijdig stadium te controleren, omdat zij eerst bij dagvaarding van 24 september 2001 op de hoogte is gesteld van de gevorderde schade, niet af aan de mogelijkheid de gevorderde schade toe te wijzen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de hoogte van deze schade niet gemotiveerd is bestreden en blijkt uit het daartoe opgestelde expertiserapport. Het bedrag onder a ad ƒ 18.397,-- is voor toewijzing vatbaar.
5.8. Wat de expertise- en salvagekosten betreft merkt Ladestein op, dat deze kosten niet voor Pipo's Boetiek behoren te komen en dat uit de overgelegde producties niet blijkt dat deze kosten door Pipo's Boetiek zijn voldaan. Pipo's Boetiek heeft gesteld, dat het gaat om kosten als bedoeld in artikel 6: 96, lid 2 BW, dat deze kosten zijn voorgeschoten door de verzekeraar en dat het gaat om vermogensschade van Pipo's Boetiek, waarvan slechts een bedrag van
ƒ 5.438,88 door de verzekeraar is uitgekeerd. Het hof overweegt als volgt. Nu de nota's betreffende de expertisekosten en de salvagekosten zijn gericht aan Klaverblad heeft Pipo's Boetiek onvoldoende gesteld om aannemelijk te achten dat zij deze kosten heeft betaald. Deze posten worden derhalve afgewezen.
5.9. Over de gestelde omzetderving heeft Ladestein opgemerkt, dat zij betwist tot vergoeding hiervan gehouden te zijn. Voorts heeft zij opgemerkt, dat de omzetderving niet aangemerkt kan worden als schade van Pipo's Boetiek. Het hof is van oordeel, dat omzetderving in de gegeven situatie, een ondergelopen winkel waarvan het plafond naar beneden is gekomen, volstrekt aannemelijk is en een gevolg is van de wanprestatie van Ladestein. Het bedrag, waarvan de hoogte niet is betwist, kan worden toegewezen.
5.10. Ladestein heeft de gestelde bijkomende schadeposten onder e betwist en daarbij alleen opgemerkt dat zij van mening is, dat deze kosten voor rekening van Pipo's Boetiek dienen te komen. Nu deze betwisting elke onderbouwing mist, zal ook deze post worden toegewezen.
5.11. Nadat Ladestein bij conclusie van antwoord had betwist, dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten betrekking hebben op de bij dagvaarding gevorderde schadeposten noch op de procedure, heeft Pipo's Boetiek gesteld, dat deze kosten zijn gespecificeerd in productie 7 bij conclusie van eis en krachtens artikel 6: 96, lid 2 sub c BW voor vergoeding in aanmerking komen. Bij conclusie van dupliek heeft Ladestein haar betwisting herhaald, dat de opgevoerde kosten betrekking hebben op de schadeposten zoals bij dagvaarding gevorderd en aangevoerd, dat door Pipo's Boetiek niet was aangegeven welke buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Uit de overgelegde declaratie ten bedrage van ƒ 628,40 van mr. L.B. van Luijn van 9 februari 2001 blijkt, dat het gaat om werkzaamheden tot en met 31 januari 2001 inzake Pipo / [geintimeerde 2]. De bijgevoeg-de urenadministratie geeft aan, dat de werkzaamheden zijn verricht in de periode 14 november 2000 tot en met 31 januari 2001. Het hof acht hiermee voldoende aannemelijk dat de werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de door Pipo's Boetiek geleden schade als gevolg van de wanprestatie van Ladestein c.q. [geintimeerde 2] en geen verband houden met de onderhavige procedure, nu de dagvaarding eerst in september 2001 is uitgebracht. Dat betekent dat van het gevorderde bedrag van ƒ 1.636,26 het bedrag van ƒ 628,40 voor toewijzing in aanmerking komt. Het restant van het bedrag is niet onderbouwd en kan niet worden toegewezen.
5.12. In totaal is dit ƒ 18.397,00 + ƒ 2.500,00 + ƒ 1.233,84 + ƒ 628,40 =
ƒ 22.759,24. Hierop dient ƒ 5.438,88 in mindering te worden gebracht, zodat toewijsbaar is ƒ 17.320,36.
6. Ladestein heeft niet betwist, dat Klaverblad op grond van een inboedel-verzekering aan Pipo's Boetiek een bedrag van ƒ 5.438,88 aan Pipo's Boetiek heeft betaald. Op grond van die betaling is de vordering van Pipo's Boetiek op Ladestein voor dit bedrag bij wijze van subrogatie overgegaan op Klaverblad. Genoemd bedrag is dan ook aan Klaverblad toewijsbaar.
7.1. Ladestein heeft met betrekking tot de door Pipo's Boetiek gevorderde wettelijke rente over de gestelde schade vanaf 13 augustus 2000 betwist deze vanaf die datum verschuldigd te zijn, omdat dit bedrag voor Ladestein onbekend was. Eerst bij dagvaarding van 24 september 2001 is zij op de hoogte gesteld van de gestelde schade. Pipo's Boetiek heeft vervolgens gesteld, dat zij Ladestein onmiddellijk na de schadeveroorzakende gebeurtenis aansprakelijk heeft gesteld, welke aansprakelijkheid door Ladestein van de hand is gewezen. Niet het moment van dagvaarden is van belang voor de verschuldigdheid van de wettelijke rente, maar het moment van verzuim.
7.2. Het hof overweegt dat het moment van het intreden van het verzuim op
13 augustus 2000 in deze bepalend is. De schade is immers toen ontstaan. De wettelijke rente zal vanaf die datum worden toegewezen.
7.3. Anders ligt dit bij de door Klaverblad gevorderde wettelijke rente met ingang van 13 augustus 2000. Terecht heeft Ladestein aangevoerd, dat Klaverblad toen geen schade heeft geleden. Nu de wettelijke rente ter zake van de door Pipo's Boetiek geleden schade, die naderhand door Klaverblad is vergoed, niet onder de subrogatie valt en Klaverblad na het uitbetalen van het schadebedrag Ladestein niet heeft aangemaand tot betaling, is de wettelijke rente toewijsbaar met ingang van de datum van de dagvaarding in eerste aanleg.
8. De slotsom is, dat het hoger beroep slaagt. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Aan Pipo's Boetiek zal worden toegewezen de somma van
ƒ 17.320,36, omgerekend € 7.859,64, met de wettelijke rente daarover vanaf
13 augustus 2000. Aan Klaverblad zal worden toegewezen de somma van
ƒ 5.438,88, omgerekend is dit € 2.468,06, met de wettelijke rente hierover vanaf 24 september 2001. Ladestein zal als de in het ongelijk gestelde partij (hoofdelijk) worden veroordeeld in de proceskosten zowel van de eerste aanleg als die in hoger beroep.
De beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis van 13 juni 2002 van de rechtbank Dordrecht, sector kanton, locatie Dordrecht, tussen partijen gewezen,
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt vof Ladestein, [geintimeerde 2] en [geintimeerde 3] hoofdelijk, aldus dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Pipo's Boetiek te betalen de somma van € 7.859,64 te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt vof Ladestein, [geintimeerde 2] en [geintimeerde 3] hoofdelijk, aldus dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Klaverblad te betalen de somma van € 2.468,06 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2001;
- veroordeelt vof Ladestein, [geintimeerde 2] en [geintimeerde 3] hoofdelijk, aldus dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten van Pipo's Boetiek en Klaverblad, waarbij de proceskosten in eerste aanleg tot
13 juni 2002 worden bepaald op € 206,94 aan verschotten en op € 544,00 aan salaris van de gemachtigde en in hoger beroep op € 388,54 aan ver-schot-ten en op € 1788,00 aan salaris van de procureur;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Wild, Beyer-Lazonder en Husson en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2005 in aanwezigheid van de griffier.