In deze zaak heeft het Gerechtshof te ’s-Gravenhage op 27 oktober 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de stichting STICHTING NIEUW RECHTS en een geïntimeerde, die schadevergoeding vorderde wegens inbreuk op auteursrechten. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 16 juni 2005, waarin werd vastgesteld dat Nieuw Rechts niet voldoende zorgvuldig heeft gehandeld door de aanbieder van de foto’s niet te vragen naar de maker en door de foto’s op haar website te gedogen zonder maatregelen te nemen voor verwijdering. Hierdoor werd Nieuw Rechts in beginsel aansprakelijk geacht voor de schade die de geïntimeerde had geleden.
Het hof heeft in zijn beoordeling overwogen dat de geïntimeerde schadevergoeding vorderde op basis van gederfde winst en immateriële schade, maar dat hij niet voldoende onderbouwd had welke bedragen hij ter zake had geleden. Het hof heeft vastgesteld dat de schade niet kon worden begroot op basis van de door de geïntimeerde gepresenteerde richtprijzen, omdat deze niet meer beschikbaar waren. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat de geïntimeerde schade had geleden en heeft de totale schadevergoeding geschat op € 2.000,--, met bijkomende buitengerechtelijke kosten van € 357,--.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover Nieuw Rechts was veroordeeld tot betaling van een hoger bedrag, maar heeft het vonnis voor het overige bekrachtigd. Nieuw Rechts werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in auteursrechtelijke geschillen en de noodzaak van zorgvuldigheid bij het gebruik van beschermde werken.